|
Voici - John Majoie De man die zijn lezers liet lachen
Onder redactie van Ben van de Pol
Aflevering 18 (341-360)
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 19 januari 1942
341 IJsfestijn
's Lands ijs - 's lands weer en volop feest In groot' en kleine plaatsen, Want zelden is 't zoo mooi geweest Op Zondag om te schaatsen. Dit is de nationale sport Voor kleinen en voor grooten, Waarbij het ijs een vreugde wordt En echt van wordt genoten. Want dit vermaak blijft steeds gezond En staalt daarbij de spieren, Dat voel je wel wanneer je rond Of heen en weer gaat zwieren. Het is zoo fijn in dezen tijd Nog een vermaak te weten, Waarbij men alle narigheid En zorgen kan vergeten. Dit is vooral een jeugdfestijn: Voor meisjes en voor snaken, Die ijs'lijk er gebrand op zijn Om baantjes te gaan maken! Waagt u gerust nu op glad ijs, Het kan ons nu best dragen, Doch doet het dan steeds naar 's lands wijs En nimmer onbeslagen!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 23 januari 1942
342 Zink
Er is hier veel wat ons niet past, Begin maar met je kleeren! Die zijn ons allemaal te groot, Omdat we vegeteeren! Maar algemeen toch past het niet Bij kwesties van betalen, Omdat ons kleine zilvergeld Zoo spoorloos is gaan dwalen. Haast iedereen meent dat-ie weet Alwaar het is gebleven En ieder zegt dat iedereen Vertikt het uit te geven! In winkels, aan loketten en In bussen en aan kassen Wordt steeds aan iedereen gevraagd: "Och, kunt u het niet passen?" Na wat getreuzel zie je dan Wel weer wat duppies beuren, Doch wáárom blijven nou die lui Om al dat klein geld zeuren? Ze vragen het aan iedereen, Je ziet ze't vaak ontvangen, Maar wáárom mag de klánt nou nooit 'n Keer klein geld ontvangen? Geen wonder dat we met dat geld Wel moesten vastgeraken, Zoodat er niets meer overbleef Dan het maar ná te maken! Omdat men nu zoo happig was Op al die zilverlingen, Zijn dáárvoor in de plaats gebracht Een soort van zinken dingen. Wij doen het dus voortaan met zink, Al zal het niet zoo klinken En ook al is dat kleine geld Beduidend nu gaan "zinken". Maar als er nu nóg gehamsterd wordt Dan zal ik vast niet dralen Om met een stukje regenpijp Mijn schulden te betalen!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 24 januari 1942
343 Het tandenwonder
In Oud-Gastel heeft een 77-jarige vrouw - zekere Mijntje Buis - voor de tweede maal tanden gekregen, zoo melden de kranten.
Tusschen al die nare nieuwtjes Over bommen enzoovoort Ben je blij wanneer je eind'lijk Weer eens iets héél anders hoort. Dit is vast geen aftandsch oudje En geen tandloos Mijntje meer! Wapent zich niet tót maar mét de Tanden voor den tweeden keer! Mijntje Buis daar in Oud-Gastel Doet opnieuw haar tandenkuur; Niet met valsche maar met echte, Da's iets zeldzaams en niet duur! Nou, die bijt weer op d'r tanden, Kan ze weer eens laten zien En - het zou nog niet zoo gek zijn - Krijgt er háár op óók misschien! Mijntje is weer jong aan't worden, Vindt zij't soms de moeite waard Om opnieuw te gaan beleven De geneugten van deez' aard?... Als het niet de tand des tijds is, Die aan haar oud mondje knaagt, Moge zij nog veel genieten Van hetgeen haar nog behaagt. Maar dan niet met lánge tanden, Ook niet van de hand in tand, Maar nog lang als het gezondste Tandenwonder van het land. Mijntje hoeft zich niet te schamen Met haar tweedetandsch gebit En nog minder dat zij thans weer Met den mond vol tanden zit!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 28 januari 1942
344 Denkt daar ook eens aan!
Ik breek vandaag toch eens een lans Voor alle "buitenmenschen", Waarmee'k bedoel die nu hun werk Liefst binnen zouden wenschen. De mannen die het daag'lijksch brood, De melk en zoo bezorgen, Die ondervinden nu toch wel Een ál te frisschen morgen. Het is geen pretje heel den dag Op straat te moeten sjouwen Of zuchtend op een bakfiets nu Je eigen "lens" te douwen! En allen die nu in deez' kou In onze straten werken, Die zullen van zoo'n winter ook Meer dan genoeg bemerken. Zij moeten heusch niet voor de lol Den kost zóó zien te winnen (En dan daarbij zooals vandaag Van-voor'-af-aan beginnen!) Zou de centrale keuken nu Er niet toe kunnen leiden Om met wat warme soep of zoo Langs deze lui te rijden? Om buiten steeds in touw te zijn Is nu geen sinecure! Dat mag wel eens bedacht zijn door De werkers binnen muren. Gij, allen, die het missen kunt, Bedenkt dus eens de lieden, Die u van buiten af aan huis Hun diensten komen bieden. Al is het dan soms surrogaat: Gij zult z'er niet mee krenken Door even hen iets warms ofwel Iets hartigs in te schenken!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 2 februari 1942
345 Fietsdrama
Eerst ging het goed: Het leek me wel te lukken, En ik kreeg moed: Ik zou 't toch wel rukken. Oejoei, hou vast! Het achterwiel gaat schuiven, Nou opgepast En laat die vent maar gnuiven. Dan plots 'n stoot: Van voor' en dan van achter; Het gat was groot, Nu rijdt 't weer wat zachter. Hoho, kijk uit: Het vóórwiel wil gaan slippen; 'n Grimmig snuit: Het stuur niet laten glippen. Ik kom er door: Ze zullen mij niet krijgen! Een diepe voor: Hèhè, wat moet ik hijgen! Ver….., hou je goed! Je zou er van gaan vloeken! Wat een gewroet! Wat ga ik hier ook zoeken? Dan plots de slag: Een schuiver om te vallen; Rondom gelach, Dat alles doet vergallen. Weer op de been Alsof het niets kon schelen; Geschaafde scheen En zeere onderdeelen. Daar gaat-ie weer! Ik laat me toch niet kennen! Nog ééne keer, Aan alles moet je wennen. Opnieuw gerol, Omhoog met beide beenen! Bult op m'n bol Met sterretjes beschenen! Een vloek, 'n zucht; Gegiechel in het straatje; Het is een klucht, Maar goeie zin vergaat je! Gansch wit bevlekt Ben ik weer opgekropen, Ik zei: "…………….." En ben toch maar gaan loopen!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 3 februari 1942
346 Ook gezellig!
Als je ooren haast bevriezen En je neus een druipgrot lijkt… Als je vingertoppen tint'len, Bijna van de kou bezwijkt… Als je heel den dag moet snuiten En je voeten niet meer voelt… Als de zon je niet wil warmen En je bloed niet kookt maar koelt… Als je handen planken lijken, Rood met barstjes, koud en stijf… Als je rilt door al je leden En de kou zit in je lijf… Als je overal moet hooren Heel den dag: "Wat is het koud!"… Als je beenen niet meer willen En zoo stijf zijn als een hout… Als we allen klappertanden, Dassen om de ooren doen En je snuitje door de koude Overgaat van rood tot groen… Als het kwik in thermometers Elken dag weer verder daalt En de kou je soms zoowaar tot In je bed 's nachts achterhaalt… Nou, dan noem ik het getreiter Als de krant thans ijskoud meldt, Dat daar nu heel Argentinië In een hittegolf smelt!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 5 februari 1942
347 De ontgoochelde
(De Spoorwegen loven een belooning uit voor aanwijzingen tot opsporing van een koffer met een goochelcostuum, apparaten en een buikspreekpop, welke gedurende een treinreis zijn verloren gegaan.)
Ik had in goochelaars nog steeds Een kinderlijk vertrouwen; U kent dat wel: niets in de hand En heusch niets in de mouwen! Ik heb me ook al afgevraagd Hoe zij in deze tijden Een ei uit hunnen hoogen hoed Te voorschijn laten glijden. Toch doen die kerels dat nog steeds, Zij zullen niet veel missen, (Al doen dat ook niet-goochelaars, Maar - hoe - dat moet je gissen!...) Nu heeft een goochelaar zoowaar Zijn goocheltrucs verloren, Maar wáárom laat die buikspreekpop Dan niets meer van zich hooren? Wat zet zoo'n man zich nu te kijk Met deze advertentie! Waar blijft-ie nou met al zijn macht En tooverkunst-pretentie? Want als-ie écht met één gebaar Iets dalen laat of rijzen En werkelijk ook gooch'len kan, Dat moet-ie nú bewijzen! Is nu die man zoo goochem niet Zijn koffer op te sporen? Of heeft-ie ook, zoo vrees ik al, Zijn tooverstok verloren? Ik roep d'ontgoochelde goochelaar Toch even tot de orde: Zijn spullen moeten door hemzélf Toch teruggetooverd worden?!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 7 februari 1942
348 Plicht
(De 53-jarige postbode P. Coppens te Schijndel, die wegens ziekte enkele dagen buiten dienst was geweest, deed Dinsdagmiddag wederom zijn ronde. Hij zakte hierbij plotseling in elkaar en werd dood opgenomen. Hartverlamming door de koude had een einde gemaakt aan zijn leven.) N.T.C. 4-2-'42
Tusschen al het groot gebeuren Naast een wereldschokkend feit Bracht de krant dit klein berichtje, Onopvallend in zoo'n tijd… Maar het vestigt toch de aandacht Op de mannen van de Post, Die in dezen barren winter Veel verduren voor hun kost. Och, het is zoo mooi geregeld En je raakt er aan gewend; Het systeem der Posterijen Is ons als model bekend. Als je iemand wilt bereiken In een afgelegen oord, Brengt de Post voor enk'le centen Steeds je brief waar die behoort. Elken dag in stad en lande Gaan die mannen met de tasch, Die in weer en wind bestellen Wat zoo gauw geschreven was. Duw je brief maar in het gleufje Van de bus of postkantoor En de zaak komt wel in orde, Want de Post draait altijd door. Och, wie zou er nog bij denken Wat er nu soms wordt gevraagd Van den man die onze brieven Ter gewenscht'adressen draagt. Stuur een brief of maar een kaartje Naar het Oosten, Zuid of West, Naar de hoofdstad of de rimboe: Tante Pos doet wel de rest! En dan lees je zoo'n berichtje, Verre van sensationeel, Maar het stemt je toch tot denken, Het is kort maar zegt zooveel!...
Aan dien plattelandsbesteller Zij een eersaluut gericht, Want die man is neergevallen Op zijn veld van trouw en plicht!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 13 februari 1942
349 Aan Claartje
(Correspondentie)
Den laatsten tijd word ik verrast Met meerdere blauwe brieven, Waarmee een zeek're "Claartje" meent Mijn hart te kunnen dieven. Zij zegt van mij zoo "weg" te zijn En steeds van mij te droomen; Vraagt voorts op een bepaalde plaats En uur naar haar te komen. Hoe kan ik voor een anoniem Verliefd' in vuur geraken? Wat zoekt zij: kennis of… met mij De kachel aan te maken? Zij wil door middel van de krant Mijn antwoord graag ontvangen, Moet niet te veel van mijn gevoel Voor humor gaan verlangen! Doch aangezien ik nog wat heb En gaarne eens wil weten Wie of die grapjas is zal ik Dien appel wel eens eten! Wanneer het serieus mocht zijn - Wat niet is te gelooven - Dan schijnt de kennismaking ons Nog héél wat te beloven! Doch - hoe het zij - ik zal dan eens Naar Claartje's wensch verschijnen Ter stilling van haar ongeduld En zware liefdespijnen… Ik houd wel van zoo'n avontuur, Gun and'ren graag een pretje En als het tóch een grap mocht zijn: Dan wacht j'een tégenzetje!!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 3 maart 1942
350 Maansverduistering
Hebt u even ook staan gluren In den afgeloopen nacht Naar die aardige sensatie, Die de maan ons heeft gebracht? Want de schaduw van de aarde Viel een poosje op de maan En zoodoende kwam het ding er Zwaar verduisterd bij te staan. Als een mooie, rose kaasbol Stond de maan aan't firmament En je had haar met dien sluier Bijna niet meer teruggekend. Toch niet aardig van ons maantje Juist wanneer ze helder schijnt, Dat ze net om ons te plagen Achter zulk een waas verdwijnt. Deze heele maansverduist'ring Vond ik heusch niet int'ressant, Want de maan is 't eenigst lichtpunt, Dat er buiten hier nog brandt. Alles is tóch al zoo donker, Waarom nu óók nog de maan, Die zoo vaak ons bij moet lichten Als we door het duister gaan. Nee, Vrouw Luna, laat die grapjes, Laat ons nou je manestraal, Doe gewoon - blijf helder kijken: 'tIs hier tóch al abnormaal!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 7 maart 1942
351 Blank en bruin
(Een professor in Philadelphia is er in geslaagd een neger door middel van ultraviolette stralen blank te maken, doch het resultaat was niet blijvend, want na eenige maanden "trok het weer bij" en is de man donker als tevoren.)
Ze hebben in Amerika Ons al eens meer bewezen, Dat d'onbegrensde moog'lijkheid Ten onrecht' is geprezen!... Ze hebben daar veel tijd besteed Aan al te gekke zaken, Waardoor die Yankee's thans zoo maar Een raar figuurtje maken! Hoe komen zij er daar toch bij Een neger te gaan witten, Terwijl de blanke bruin wil zijn En in de zon gaan zitten! De negers vormen óók een ras, Waaraan men niet moet knoeien En rassen zijn nu eenmaal niet Met straaltjes uit te roeien! Ze moeten in Amerika Geen negers blank gaan maken, Want blanken staan daar zelf te kijk Met kleurtjes op hun kaken!... d'Amerikanen moesten maar Hun aandacht meer besteden Aan bruinen niet maar gelen wel, Die hun den das om deden!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 21 maart 1942
352 Lente in theorie
Zeg, heden vangt de lente aan, Dat staat althans geschreven, Want in praktijk doet de natuur Er nu nog wel eens neven. De ooievaars zijn hier en daar Weer in het land gekomen En bij gebrek daaraan zijn hier De roeken in de boomen. Die kwijken alles bij elkaar, Bederven onze kleeren, Want roeke-loozend kunnen zij Met losse flodders smeren… Nog is de lente nu niet echt, Veel kan ons nog verrassen; De winter zit nog in den grond, Nog ligt er ijs op plassen. Ik loop er zóó nog maar niet in: Het is kalender-lente, En van dat barre wintertij Verwacht ik nog wat rente! De boomen worden nog niet groen, Nog bloeien er geen bloemen: Het duurt nog even vóór er weer Een bijtje hangt te zoemen. Nee, lente is nog theorie, De winter moet nog wijken En wat het vóórjaarsweer betreft, Moet de praktijk eerst blijken!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 23 maart 1942
353 Klatergoud
Ook al schijnt de zon zoo prachtig, Vriest het niet zoo krakend meer, Laat u dan toch niet verlokken Door dit namaak-voorjaarsweer. Dit is nog geen ware lente, Nee, het is me nog te koud En die zon met blauwen hemel Is je reinste klatergoud. Ja, we hebben wel gewonnen, Langzaam wordt het nu wel goed, Maar er waait toch nog een windje Dat ons graag den das om doet. Laat uw winterjas niet hangen, Loop niet al te luchtig rond, Want dit weer kan u verrassen, Is voor velen ongezond. Wordt niet ál te optimistisch - Nou, dat bent u tóch al niet! - Ook dit weer kan u bedriegen Als u het té mooi beziet. Evenmin als u des winters Over één nacht ijs zult gaan, Moet u niet na één zoo'n Zon-dag In uw overhemd gaan staan!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 25 maart 1942
354 Een voorbeeld voor veel meisjes
Mejuffr. Uut Plooyer te Zaandam behaalde aan de Technische Hoogeschool te Delft het diploma waterbouwkundig ingenieur.
Niet alle meisjes zijn geschikt Om bruggen te gaan bouwen (Laat staan dat velen nog niet eens Geknipt zijn om te trouwen!...) Maar Uutje Plooyer uit Zaandam Die noem ik toch met eere, Want van zoo'n meisjesenergie Kan menig zus nog leeren! Ik vind zoo'n Uut veel flinker dan Die lanterfant-juffrouwen, Die liever met "schòn kleekes" aan Langs onze straten sjouwen. Niet alle meisjes weliswaar Behoeven te studeeren, Want anders komt de klad er in En minder plaats voor heeren. Te veel aan vrouw'lijk intellect Is óók nu weer niet noodig, Want in veel branches blijkt zij Volkomen overbodig. Geleerde meisjes zijn er veel En massa's zie je rooken, Maar zouden die, zoo denk ik vaak, Nou óók wel kunnen koken?... Maar zoo'n geval bewijst dat er Veel meisjes goed aan deden Heur meestal veel te vrijen tijd Wat beter te besteden!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 april 1942
355 De vredesbaard
Een landbouwer te Bourtange (Gron.) heeft besloten zich niet meer te laten scheren alvorens de vrede is geteekend.
Voor den vrede wordt gebeden, Steekt men ook een kaars soms aan, Maar je kunt er, is gebleken, Ook je baard voor laten staan!... Als de vrede is geteekend, Gaat die baard er dus weer af, Maar dan ligt de vent, zo vrees ik, Al een tijdje in z'n graf… Als die boer daar in Bourtange Nou beslist niets anders weet, Was het beter dat men hem maar Bij de idioten deed. Alle mannen zijn gelukkig Nog zoo eigenaardig niet, Want dan gingen vele kappers Door zoo'n baardenstuip failliet! Laat die boer nou eerst maar zorgen, Dat zijn oogst niet wordt verknoeid En dat niet zijn baard, maar eerder Dat zijn rogge stevig groeit!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant -woensdag 15 april 1942
356 Snoep en rook
Ook het snoepen en het rooken, Wat niet altijd ieder kon, Wordt van hoogerhand geregeld, Gaat voortaan dus óók per bon. Ieder krijgt alzoo zijn kansje, Ieder heeft nu ook het recht Om dátgeen' wat vaak voor enk'len Té apart was weggelegd… Want er werd maar raar gesjacheld Met bonbons en rookgerei En zodoende was ook hier de Kleine beurs er weer niet bij. Allen kunnen nu gaan kiezen Tusschen lekkernij en rook, Wat veel herrie nog kan geven, Want veel vrouwen rooken óók… Toen de man nog bonloos rookte, Pafte menig vrouwtje mee, Daarom hebben vele mannen Nu wel recht op háár bon T… Want het zou onaardig wezen, Egoïstisch en ook klein, Om als vrouw nu snoep te kiezen En niet solidair te zijn! Ook bewijze menig vrijer Dat hij écht zijn meisje lieft En haar dus opoff'rend met zijn Sigarettenbon gerieft! Mannen hooren niet te snoepen, Zoete mannen zijn maar flauw, Doch waarom te tolereeren Snoep én rook bij menig vrouw? Nee, dat moet nu maar eens uit zijn, Zonder ruzie kan het best: Snoep voor vrouwen - rook voor mannen Maar voor beiden is't de pest!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 20 april 1942
357 De wraak was zoet!
Het rijk der rookers is weer uit: De klant was één week koning En bracht dien leuken winkelier Bon-T als zijn belooning. Van bedelaar was menig klant Een koninkje geworden; Voor winkels waren letterlijk Verhangen plots de borden… We werden vroeger weggestuurd Of kwamen niet eens binnen, Maar, hé, daar was de wind gedraaid Om klantjes terug te winnen!... Er waren nu geen bordjes meer Van "hier valt niets te rooken" En de vitrines waren ook Bij tooverslag "ontloken". De winkeldeur was niet op slot, "Geen shag" was plots verdwenen; De winkeliers verklaarden dat Zij't reuze met u meenen! Ze waren zeer voorkomend en Weer spraakzaam en zoo aardig: Ze stonden met een s-ch-aartje klaar En bleken zeer knipvaardig! De rollen waren omgekeerd: De klant werd weer ontvangen, Omdat de winkelier zoo naar Zijn bon zat te verlangen. Plots was de klant weer echt getapt: Hij mocht weer binnen komen Om nu een maand geduldig van Een rookertje te droomen. Maar menig klant nam nu zijn kans En overwoog eerst even Aan welken winkelier hij wel Zijn T-bon af zou geven.
De winkelier die vroeger ons Zijn zaak heeft uitgekeken, Die kan er nu wel van op aan: De wraak is zoet gebleken.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 17 juli 1942
358 Surrogaat!
De zomer van dit lage land Is zelden 'lijk we willen; Ik zit er ieder jaar opnieuw 'n Beetje bij te rillen. Wat is dat hier voor een klimaat? Hoe moet je dat omschrijven? Het waait hier altijd veel te hard Of't regent ouwe wijven. Gezellig, als j'in deze maand Vacantie hebt genomen En van een mooien zomerdag Alleen geniet in droomen. Sarcastisch klinkt die schoone leuz': "Wilt eigen land waardeeren"; Ik doe er wel veel moeite voor, Maar alles moet je lééren… We leven in geen leuken tijd En moeten ons beperken, Maar't wordt bepaald 'n soffe boel Als't wéér niet mee wil werken. Het is - wat populair gezegd - Ook met den zomer "naadje"; Ook de natuur verrast zoowaar Ons met een surrogaatje!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 20 juli 1942
359 Mijn zonnebloem
w'Hebben een gezellig tuintje, Groot genoeg voor onzen doen, Waar we trachten te genieten Bij dit haast mislukt seizoen. In een hoekje van ons tuintje Heb ik laatst een pit gezaaid, Die een zonnebloem moet worden, Die ons tuintje straks verfraait. Ied'ren dag ga ik nieuwsgierig Naar m'n eigen plekje grond, Waar ik reeds na enk'le dagen Een héél klein, groen sprietje vond. Langzaam werd de spriet een blaadje En het blaadje werd een blad, Vlot gedragen door een stengel, Waar een forschen groei in zat. Elken dag werd't dingske grooter En er kwamen blaadjes bij; Momenteel - zoo kan ik zeggen - Reikt het al tot aan m'n zij. Ja, ik moet de plant al stutten, Anders knakt ze door den wind, Dus ik nam maar gauw een touwtje, Dat haar aan een paaltje bindt. Ik ontdekt' ook al een knopje, Waar de bloem uit groeien moet En waaraan een vette hommel Straks beslist zich goed aan doet. 'tIs zoo maar een kleinigheidje In deez' wereldje van vuur, Doch het blijft toch iets bijzonders Zu'k een wonder der natuur.
Zoo heeft ieder zijn pleiziertje - 'tIs van mij misschien 'n gril - Maar mijn zonnebloem zal stralen… Als de zon maar schijnen wil!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 22 juli 1942
360 Zij is er nog!
Heel even maar - zoo nu en dan - Zie ik dat zij weer lacht Waardoor zij in mijn hart zoowaar Een vleugje hoop weer bracht. Ik had haar langen tijd gemist En had er heimwee naar, Zoo lang verlangde ik toch reeds Weer naar een glimp van haar. Hoe kon zij mij beproeven en Zoo lang afwezig zijn? Ik houd veel van haar werk'lijkheid Maar méér nog van haar schijn! Toen ik heel droevig was gestemd En alle hoop verdween, Toen was het dat zij het gordijn Verbrak en weer verscheen. Zoo voeld'ik gist'renmiddag dan Dat zij toch nog bestond Toen ik de warmte van haar blik Heel even ondervond. Zij gaf mij weer een kans van schijn, Haar gloed doet mij zoo goed: Zij geeft mij juist in dezen tijd Weer frisschen levensmoed. Ik raakte langzaam aan veel kwijt Wat ik slecht missen kon: Maar wat men mij toch niet ontneem' Dat is die mooie zon!
Ik weet dat zij er dus nog is Al blijft ze nu weer weg En al bezorgt zij menigeen Vacantietijd met pech. Ik snap het wel: zij is jaloersch, Dat komt door die Margriet, Die dringt zich op zoodat het nu Weer regent dat het giet!
VOICI
|
|
||||
|