|
Voici - John Majoie De man die zijn lezers liet lachen
Onder redactie van Ben van de Pol
Aflevering 17 (321-340)
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 15 oktober 1941
321 Smeekbede van een rooker in oorlogstijd
Allerbeste, zeer vereerde, Hooggeachte winkelier, Heden waart gij weer gesloten, Daarom doe'k het op papier. Neemt U mij vooral niet kwalijk Dat ik mij weer tot U wend, Inderdaad, ik ben vervelend, In Uw oog een zanik-vent. Wil het mij niet euvel duiden, Ja, ik ben het niet alleen, Maar ik kan U óók niet missen, Want ik ben er weer doorheen. Veel geplaagde, populaire, Oh, charmante winkelier, Hè, zeg toe nou, leukerd, doe mij Nu nog één keer een pleizier. Leg deez' welgemeende smeekbêe Niet meedoogenloos opzij, Maar vergeef me deze vrijheid, Maak me nog eens één keer blij. Vroeger waart ge steeds zoo minzaam, Vroeger, wéét je nog van toen? Tegenwoordig zie'k je denken: Man, wat kom je nou weer doen? Ja, de tijden zijn veranderd: Menig koning is gevlucht, Ook de klant is niet meer koning, Maar een mensch met bonnenlucht. Niettemin neem ik de vrijheid Trek m'n stoutste schoenen aan Om U heel beleefd te vragen Of het nog één keer zou gaan. 'k Wil niet bij U binnen vallen, Want dat stoort zoo in uw zaak En ik weet dat ik door zeuren U het soms zoo lastig maak. Doch indien U mij wilt helpen Als uw zeer bescheiden klant, Laat het weten en dan kom ik Met mijn hoedje in m'n hand. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Wat ik eigenlijk wou vragen, Klinkt misschien een beetje gek, Maar ik had - bij voorbaat dankend - Graag nog eens één pakje "sjek"...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 30 oktober 1941
322 Geen wintergijntjes
Toen er op 30 October al sneeuw viel.
D'eerste sneeuw is al gevallen Niet alleen aan 't Oost'lijk front, Doch zoowaar - een beetje vroeg wel - Ook op Nederlandschen grond. Groote, vieze, natte vlokken Vielen plots'ling uit de lucht, Door de wat verraste menschen Opgevangen met een zucht. Gist'renavond weer zoo'n buitje Dat nóg in m'n kleeren zit; Hier en daar bleef 't goedje liggen, Zwarte daken werden wit. Maar wat heb je aan die sneeuwtjes, Aan die grillen der natuur, Die w'als kiespijn kunnen missen, Want de kolen zijn zoo "duur". Laat die winter nog maar wachten, Want die komt heusch niet van pas: Menigeen kan nog niet stoken Of bezit geen dikke jas. Koning Winter staak uw grapjes, Blijf een tijdje uit de buurt: Hoop'lijk heb je bij vergissing Hier al om den hoek gegluurd. Spaar ons hier dus maar een beetje, Want hier wordt maar krap gestookt En ik vrees dat dezen winter Menig schoorsteen minder rookt... Dus geen grapjes, Koning Winter, Strenge kou heeft nu geen zin, Want het houtje waar w'op bijten Hoeft toch niet de kachel in!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 1 december 1941
323 Neemt de bus!
Wij moeten ons in dezen tijd, Nu eenmaal iets ontzeggen En hebben ons in lijdzaamheid Daarbij maar neer te leggen. Veel auto's staan er nu op stal En fietsen moet men sparen, Maar loopen kun je overal (Totdat je loopt op blaren!) De stad is groot en uitgestrekt - Het kan je soms verrassen - En daarom ben ik opgewekt, Dat nu de "bus" gaat "gassen". Door alle moeilijkheden heen Bleef toch de bus nog rijden En is - al klaagt men steen en been - De koers nog uit gaan breiden. De leiding van de stadsche bus Liet heusch den moed niet zakken En gaf ons hier een lesje dus: Ook nú nog aan te pakken. Het is aan ons om dit gerief Der uitgebreide ritten Nu te waardeeren alsjeblief: Gaat in de bus dus zitten!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 2 december 1941
324 Da's kras!
Opgedragen aan een Utrechtsche dame, die op 76-jarigen leeftijd haar zwemdiploma behaalde.
Dit is voorwaar geen "oude taart", Geen semm'lend tante Betje! Voor zulk een grijze waterhoen Neem ik graag af m'n petje. Bravo, mevrouw, U mag er zijn! U bent een krasse dame! Wat moet zich menig jongeman Door uw prestatie schamen!... Want wat U thans nog hebt geleerd, Door wilskracht kondt bereiken, Daar staat een deel van 't jong geslacht Beteuterd bij te kijken... U nam nog les in 't zwemmen en Begint opnieuw te leven, Maar and'ren hebt U ook meteen Een levensles gegeven. U houdt ook de traditie hoog Van Holland's waterratten En zet veel jong'ren in hun hemd, Die bang zijn al van spatten! De duisternis speelt U geen part': Ik wil er wel om wedden, Dat U als U in 't water valt Uzelve wel zult redden! Mevrouw, ik vind het kranig, hoor! U zult in 't nat niet sneven; U spartelt op Uw ouden dag Nog lustig door het leven! Dat U "aftandsch" bent kan men heusch Van U niet gaan beweren En U bewees dat nóóit een mensch Te oud is om te leeren!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 3 december 1941
325 De week der surprises
Dit is de week die ook dit jaar Ondanks de slechte tijden In menig huis die spanning brengt Die niemand kan vermijden. Dan sluit men zich op zolder op En rommelt met papieren; Dan maakt men van die dingen klaar Gewoon om van te gieren. Een kast die altijd open is Die blijkt nu plots gesloten: Er zitten al surprises in Voor kleinen en voor grooten. Marietje bijt haar potlood stuk Om versjes te verzinnen En moeder laat al twee uur lang Geen mensch de kamer binnen. Die Piet is voor zijn meisjelief Iets aardigs uit gaan zoeken En pa kijkt voor zijn kroost al uit Naar mooie kinderboeken. Een extra onsje kaas is ons Door d'overheid geschonken. Wat wel zoo voedzaam is als al Die marsjepijnen "bonken"... Er wordt gehamerd en gepakt, Getooverd met de bonnen En met beperkte midd'len wordt Er toch iets leuks verzonnen. De spanning stijgt - nog even en... Het avondj'is gekomen, Dat altijd slaagt en aardig blijft, Waar kind'ren al van droomen. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Niet overal en zeker thans In deze zware tijden Kan men elkander met iets goeds En lekkernij verblijden. Gedenkt tevóren dus daarom De minder goed bedeelden, Opdat zij van dit feest zich meer Herinn'ren dan verbeelden!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 4 december 1941
326 Daar is ie weer!
Sint Nicolaas en Zwarte Piet Zijn weer naar hier gekomen Al moest hun boot van Spanje uit Door mijnenvelden stoomen. Ze lieten ons niet in den steek Wij kunnen er niet buiten En Sinterklaas ziet veel te graag Die blijde kindersnuiten. Al komt ook hij met surrogaat En minder zoete spullen; Hij weet dat men een kinderhand Zoo gauw met iets kan vullen. Al krijg ik dan dit jaar misschien Mijn naam niet in chooc-lade, Dan is bij mij die goede Sint Nog niet in ongenade. De boterletters en taai-taai Of zoete varkenspootjes Zijn schaarsch en daarom liever maar Meer practische cadeautjes. Ik wacht maar af en zing heel braaf Tot Sinterklaas Kapoentje: De maan schijnt door de boomen en Rij mij maar een nieuw schoentje! De schoorsten heb ik wit gerand, Hij kan het gat niet missen; (De Sint mocht in de duisternis Zich anders eens vergissen!) Sint Nicolaas geeft graag een das, Doch niet dan tegen punten: (Da's heel correct, maar waarom geeft Hij steeds "chooc'lade" munten?) Ik hoop - en velen wel met mij - Dat hij wat shag zal brengen En als hij soms sigaren geeft, Dan geen papieren "krengen"... - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Ik vraag, ik hoop, ik wil, ach nee, Ik ben te onbescheiden; Het is voldoende Sinterklaas, Dat ik U rond zag rijden. Want dat beteekent dat U tóch Tot ons weer zijt gekomen En dat een oud en goed gebruik Ons nog niet is ontnomen!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 6 december 1941
327 Toch was het weer leuk!
Een vrij hartig hapje, Een stukje "speklaas" Van ouds weer zoo'n grapje En één onsje kaas! Een kistje sigaren Met zonder papier, Een doosje sig'retten (Drie stuiver de vier!) Een pop voor Marietje, Voor Jan een mooi boek, En voor ons klein Pietje Een keiharde koek. Wat kreupelgedichten, Mysterisch cadeau Wat friemeldefratskes Met strikjes en zoo. Iets fijns om te ruiken, Een bon voor wat vet (Alleen te gebruiken Zoo gauw "as ge't hèt"...) De Sint had dus dingen, Die niet meer bestaan, Waarvan je zou zingen: Hoe kómt-ie er aan? Tóch was het weer aardig Dit huiselijk feest; Den Sint was het waardig En leuk is't geweest!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 9 december 1941
328 Aan de voetgangers
Zeg, voetgangers heden, Vanaf dezen dag Moet g'allen gaan wennen Aan wat niet meer mag. Gij trokt U voorheen van 't Verkeer weinig aan; Men liet U maar voetstoots Uw gangetje gaan. Dat wordt nu heel anders, U loopt niet meer raak, Want anders dan loopt het Met U zeker spaak. U neêm' ook geen loopje Meer met het verkeer, Want anders - zoo vrees ik - Dan hangt U veeleer. U steke voort' over In kaarsrechte lijn, Hetgeen voor Uzelve Ook beter zal zijn. En let op de lampen: Wacht óók bij rood licht; (Houdt 's avonds uw "blauwtje" Naar onder gericht!) Gesauwel belemmert Dat alles vlot gaat; Alzoo geen geklets op Een hoek van de straat. Weest wijs en voorzichtig, Kijkt immer goed uit, Dan valt U niet op en... U stoot niet Uw snuit! Let op dus bij loopen, Dan loopt het gesmeerd En loopt het met U en 't Verkeer niet verkeerd!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 16 december 1941
329 De donkere wereld
"Wat is het toch donker vanavond!" Zoo wordt er nu dikwijls verzucht, Je ziet echt geen hand voor je oogen En zoekt soms vergeefs naar de lucht. De donkere dagen voor Kerstmis, Die hebben wel eer van hun naam, Maar komen in dit lichtloos leven Niet bijster van pas in ons kraam. Het is een getast in het donker, Je staat voor een duistere keus En menigeen stootte al dikwijls Z'n bolletje, teenen of neus! Men schuifelt door donkere straten, Door niemand herkend of gezien; Degene die net daar passeerde Dat is wel je zuster misschien! Ze hebben je niet in de gaten, Je voelt je alleen - allemáál; Wanneer je niet oppast dan val je Of sta je opeens voor een paal! Dan zijn er waarachtig nog menschen Die loopen in 't midden der straat En als dan een fietser hen aanrijdt, Dan worden die sufferds nog kwaad! De katjes in 't donker te knijpen, Dat schijnt nu een sport voor de jeugd, Maar veel van die snotneuzen moesten Van straat zijn wat beter hen deugt! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 't Is me een duister gedoetje En alles bijeen ook een last; Slechts geven deez' donkere tijden Een beeld dat deez' wereld wel past!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 23 december 1941
330 Meer en minder licht
De kortste dag van 't heele jaar Is nu alweer voorbij, Maar zoo begon dan ook meteen Het echte wintertij. Wij winnen nu wel ied'ren dag En telkens meer aan licht, Maar met dat al is toch nog heusch De lente niet in zicht!... De winter komt den laatsten tijd Hier in 't begin van 't jaar, Al zijn w'er niet zoo happig op, Geenszins verlangend naar! De winter komt niet zoo van pas In dezen krappen tijd, Waarin de schoorsteen minder rookt Door kolenzuinigheid. Wij troosten ons nu met het licht, Dat daag'lijks langer blijft En langzaam telkens van een dag Een duister stuk verdrijft. Wanneer het nu steeds lichter wordt Dan ligt het voor de hand, Dat door dat gróóte licht het licht In huis wat minder brandt. Het daglicht spaart het kunstlicht uit, Er is meer licht in zicht, Waardoor wellicht de zorg om al Dat licht wat wordt verlicht!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 24 december 1941
331 Kerstmis
Steeds ieder jaar rond dezen tijd Hervieren wij een feest, Dat immer door zijn waardigheid Geslaagd mag zijn geweest. Dan halen wij een boom in huis En doen er lichtjes in; Dan voelen w'allen ons zoo "thuis" En hebben goeie zin. Dan kijken kind'ren d'oogen uit Naar kaarsen en een stal; De vredesklok zij dan geluid In dezen tijd vooral!... Dan is er weer die Kerstmis-sfeer In alle stad en land, Al is het niet als vroeger meer Door dezen wereldbrand. Dan denken wij weer aan dien nacht, Die heilig was en stil, Waarin er Vrede werd gebracht Aan elk van goeden wil. Nu overstemm' het kerkekoor Dit vrees'lijk krijgstumult En zij ons hart en aller oor Van vredesklank vervuld. Helaas is thans de vrede niet Voor ons al in het zicht; Nog duister is het ver verschiet, Maar helder blijft één Licht... Dat is het Licht dat ook dien nacht Die herdertjes bescheen; Het Licht dat thans weer wordt herdacht, Het Licht voor iedereen. De menschheid zoeke meer dit Licht Wanneer z'om vrede smeekt, Dan wordt er veel meer goeds verricht En minder haat gekweekt. Van welken kant men het bekijkt, Aan welke zij men staat: Het is slechts in dit Licht dat blijkt Wat goed is of wat kwaad. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Deez' wereld kon heel anders zijn En stemmiger haar beeld; Zij is wel groot maar tóch nog klein: Zij is te veel verdeeld. Maar nu met Kerstmis zijn wij één En om den Stal geschaard; Daar bidden wij voor iedereen En vrede op deez' aard!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 29 december 1941
332 De krant
Zoo heb ik nu vier dagen lang Volledig rust genoten En was van alle narigheid Der wereld uitgesloten. Niet minder dan vier dagen nu Heb ik van niets geweten En was - wijl er geen krant verscheen - Den oorlog haast vergeten. Ik las niets van Sebastopol, Van Hongkong of Benghasi; Ik was er fijn eens even uit En nipte van m'n glaassie! Vier dagen lang geen krant in huis; Hoe krijgen ze 't verzonnen! Geen politiek of oorlogsnieuws, Gezanik over bonnen. Slechts tante Miet die steeds de krant Zoo uit je hand kan grissen, Was in de war omdat het mensch Haar feuilleton moest missen. Al is het wel eens even goed Je brein wat rust te geven, Toch zou ik niet gauw wennen aan Een immer krantloos leven. En hoe j'er nu ook over denkt, Zeg, laten w'eerlijk wezen: Ze weten vaak wat op de krant, Toch wordt ze steeds gelezen. De krant die heeft het steeds gedaan, Slechts zelden hoor je stuiten; Toch hoort de krant er eenmaal bij, Wij kunnen er niet buiten.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 31 december 1941
333 Jaarwisseling in oorlogstijd
Nog enk'le uren en de klok Zal dan met twaalf slagen De aandacht voor het eind' van weer Een oorlogsjaar gaan vragen. Een overwegend somber jaar Zal dan ten einde wezen, En in d'historie zal het niet Als heilvol zijn geprezen. De oorlog breidde zich nog uit En bracht nog meer ellende; De heele wereld staat in brand, Het is een trieste bende. Maar wat voorbij is, is voorbij; Niet langer nu gekankerd, Doch aan een beet're toekomst zij Nu onze hoop verankerd. Wij moeten onze levenslust Bij voorbaat niet bederven En wat de "honger" hier betreft: De eerste moet nog sterven! (De menschen maakten zich te "dik" Om minder volle borden, En daarom zijn de meesten tóch Nog magerder geworden!) Wij hopen dat het nieuwe jaar Een vrede moge geven, Rechtvaardig met voor ieder volk Ook een behoorlijk leven. Ik hoop dat U in 't nieuwe jaar Nog dikwijls mij kunt lezen En moog' in ieder opzicht ook Dat jaar U zalig wezen!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 2 januari 1942
334 Bij den start van het nieuwe jaar
Hier staan we nou in't nieuwe jaar: Wát zal het ons bezorgen? Wat zit er weer voor wel en wee In heel zoo'n jaar verborgen? Het nieuwe jaar is aan den rol, Het telt nog slechts twee dagen; Wat brengen al die and're ons, Zoo zou ik willen vragen? Zeg, zouden wij nu in dit jaar Nog kunnen blijven rooken? En zal ons moeder zoo nog net Haar potje kunnen kooken? Wat wordt er in dit jaar gedaan Met somm'ge onzer straten, Waarvan je nog een maagkwaal krijgt Vanwege al die gaten?! Wie zal er van dit nieuwe jaar Het einde niet meer halen? En komt er nu ook vrede van Met al die idealen? Wat komt dit jaar nog op de bon? Wat zal nog meer verdwijnen? En krijgen wij dit jaar nou echt Die Turksche rozijnen? Hoevelen zullen er dit jaar Weer in het water loopen? En zullen wij zoo nu en dan Nog biefstuk kunnen koopen? Wat zal er in dit nieuwe jaar Nog meer van zink gaan worden? En wat nog meer van surrogaat Komt straks op onze borden? Zeg, zullen wij ook in dit jaar Nog steeds een biertje drinken En mondjesmaat een enk'le maal Nog met een borrel klinken?
Wat zal en hoe en waar, wanneer? Ach, mensch, wat kan je't schelen! Al sta je in je hemd - ga dan Maar met je teenen spelen! De hééle wereld moet nu wel De Miserère zingen En als u alles goed beschouwt: Er zijn wel erger dingen! Vraagt u bij voorbaat steeds niet af: "Wat zal er toch gebeuren?" Wanneer u soms wat honger vreest, Gaat dan je tuintje scheuren! Na regen komt steeds zonneschijn En ééns ook: "Staakt het vuren!" Dus troost u maar - de beenen strak, Want heusch, het blijft niet duren! Wij komen dezen tijd niet door Met zuchten en met kniezen! En laten wij nou wat gewicht, Maar niet den moed verliezen!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 3 januari 1942
335 Gelegenheidsdieven
In zulk een abnormalen tijd Heb j'altijd van die "heeren" Die van der and'ren narigheid Eens lekker profiteeren. Zoo heb je daar de woekeraar, De clandestiene slachter, Daarnaast de zwarte handelaar Of ook de prijsverkrachter. De meest onsympathieke vent Van al die duist're knapen, Dat is het lid dier groote bend' Die onze fiets wil kapen. Zoovelen zijn er die per fiets Zich naar hun werk begeven; En and'ren zien daarin het iets Waarvan zij moeten leven. Dan komt er plots' zoo'n gluiperd, war, Die geld ziet in die banden En zoo verhuist zoo menig kar In vuile dievenhanden. Al staat je fiets, zoo lees ik nu, Ook achter't huis verscholen: Ze wordt door zoo'n individu Brutaal ook dáár gestolen. Ze halen ook al jassen weg, Die in de gangen hangen; Dan ben je uitgekleed, want, zeg, Die kun j'óók niet vervangen. Wat is het in deez' tijd toch vuig Zich zóó iets te verschaffen; Heel goed dat rechters zulk tuig Gewoonlijk zwaar bestraffen. Het is me iets met dat gespuis, Dat leeft van al dat kapen, Maar moet ik nu in eigen huis Voort' náást m'n fiets gaan slapen?
Zeg, zwijntjesjagers, luistert hier, Als jullie zóó blijft rooven, Dan neem ik 's avonds met pleizier Mijn rijwiel mee naar boven! En als ge dán soms nog probeert Om gauw mijn fiets te gappen, Dan zal ik u ongegeneerd Van onze trappen trappen! Dan wordt er dus tóch nog getrapt, Maar niet om weg te rijden, Want 'tis gemeen wanneer men gapt Een rijwiel in dééz' tijden!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 3 januari 1942
336 Advertentie voor Van Oers
De mannen der T.Y.S.C. Die leev'ren het bewijs, Dat dank de Service van Van Oers Zij "knal" zijn op het ijs! Want A. van Oers heeft bij de baan Waar men op kunstijs rijdt, Zijn puike Service-winkel staan, Voor iedereen bereid. Hij slijpt de schaatsen magnifiek, Zoo scherp haast als een zeis; Niet onbeslagen komt 't publiek Door zulk een zaak ten ijs! Men heeft daar fijne spullen, hoor! Men wordt er goed bediend En alles wordt er deeg'lijk door Een vakman uitgekiend! Wie keurig uitgerust wil zijn En winnen een concours: d'Artiek'len zijn voor groot en klein Te vinden bij Van Oers!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 14 januari 1942
337 Drie tegelijk!
Naar aanleiding van de geboorte van een Tilburgsche meisjesdrieling nadat er verleden jaar hier minder vrouwelijke dan mannelijke geboorten werden geregistreerd.
Een drieling is geboren In onze groote stad! Wien zou het niet bekoren Zoo een driedubb'le schat? De ooievaar is grillig: Bij somm'gen komt-ie nooit… Hier wordt-ie plots gewillig Alsof-ie er mee gooit! Ik zie die moeder nu al Voor veel problemen staan: Waar haalt ze voor dit drietal De luiers toch vandaan?... Het zal je overkomen: Drie kind'ren tegelijk! Veel moeders moeten droomen Van zulk een kinderrijk… Het is een vlotte gave In dezen krappen tijd, Waarin wij ons maar laven Aan kraantje "zuinigheid". Maar kind'ren zijn een zegen, Die zijn er nooit te veel; Al werd de drop hier regen Door zoo'n drieledig deel! Het zijn drie lieve leden Van't vrouwelijk geslacht En d'ooievaar heeft heden Dit héél goed uitgedacht! Wij kunnen "ze" gebruiken In Neêrland's achtste stad, Die in één soort ontluiken Een achterstandje had. Want pas heb ik gelezen, Dat in het vorig jaar Het mannelijke wezen Een voorsprong had op "haar". Er zijn hier toen méér "hijtjes" Dan "zijtjes" aangemeld, Dus zijn er minder geitjes Dan bokken opgeteld! Maar als ze zóó gaan komen Met drieën: da's niet min! Wanneer het zóó blijft stroomen Dan halen ze't wel in!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 15 januari 1942
338 Ruilhandel
Wij leven in een raren tijd, Dat is al meer bewezen En daag'lijks kun je in de krant Ook rare dingen lezen. De krant weerspiegelt steeds den tijd Van lachen of van huilen; Naast oorlogsnieuws bestaat de rest Uit sjach'ren of uit ruilen. Zoo looft men een belooning uit Wanneer g'een huis kunt vinden En een piano wordt geruild Om boter te verslinden. Maar wat ik dezer dagen las Typeert wel deze tijden, Waarin zoovele mannen aan Gebrek aan rooken lijden. Men bood een leeren rijbroek aan Te ruilen voor sigaren; Dat zal ons nageslacht nog ooit Veel opzien kunnen baren! Een man die niet meer rooken kan, Is weinig te genaken En ik betreur dan menig vrouw, Die zóóiets mee moet maken… Waar draait tenslotte dit op uit? Wat gaan we nog beleven? Ik zie ons voor een goei sigaar Nog een konijntje geven! Het is nu zaak om wat je hebt Maar stevig te bewaren; Toch hooren wij nog wel eens ooit: "Mijn hemd voor tien sigaren!"
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 16 januari 1942
339 Kunnen we missen!
Hij blaast door je kleeren En loert om den hoek, Hij is niet te weren En rukt aan je broek. Hij giert over straten, Hij snijdt, maakt je blauw, Door spleten en gaten Daar perst-ie de kou. Hij slaat om je ooren, Bevochtigt je neus, Hij houdt van bevroren En koud is zijn keus. Hij tintelt je handen En drukt op je borst, Hij brengt in veel landen Zoowaar weer een vorst! Hij drukt op je oogen En maakt je zoo kil, Aan lagen en hoogen Dicteert-ie zijn wil. Hij loeit door de schouwen, Doet om ons den das, Hij kruipt in je mouwen En stolt menige plas.
Ik hoef niet te gissen: Hij is niet bemind; Wij kunnen hem missen Dien Noord-Oosten wind!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 17 januari 1942
340 De papieren muis
Aan de muis, die volgens een berichtje in de krant bij een winkelier te Etten 'n paar honderd bonnen verpeuzelde.
In Etten was een stoute muis Die moeder wilde worden, Maar blijkbaar ook vaak honger had Door minder volle borden. Toen is ten einde raad die muis Maar aan papier begonnen; Zij maakt'een winkelier van streek, Vergreep zich aan zijn bonnen. Die muis had zeker afgezien Waarop de menschen dreven, Die immers óók niet zonder die Papiertjes kunnen leven. Zeg, stel je voor, nou zijn we uit, Met zoo'n brutale gasten, Die nu natuurlijk nijdig zijn Op onze leege kasten! Ze zitten eerst met veel geraas Je voorraad op te eten En dan beginnen ze zoowaar Je bonnen aan te vreten! Hoe haalt zoo'n muis het in haar hoofd? Hoe krijgt zij het verzonnen? Of komen er straks als ze jongt Dan ook nog muizenbonnen? Papier en voedsel zijn nu schaarsch, Dat moest zoo'n muis toch weten; Of wil zij als ons niets meer rest, Dat wij háár op gaan eten? Die muis dacht in de bonnen vast Den smaak te kunnen vinden, Want anders snap ik niet de lol Om bonnen te verslinden.
Nee, muis, je teert niet op papier, Daar kun je wel mee stoken… Maar, heusch, papier voedt niet de maag, Het is niet eens te róóken!...
VOICI
|
|
||||
|