|
Voici - John Majoie De man die zijn lezers liet lachen
Onder redactie van Ben van de Pol
Aflevering 16 (301-320)
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 27 december 1940
301 Nog meer zonder
Na soep zonder ballen, Een week zonder vleesch, Een nieuwe sensatie, Zooals ik nu lees. Daar achter in Rusland, Zoo wordt ons verklaard, Daar bouwden z'een vliegtuig Zoowaar zonder staart. We lazen zoo pas nog Van een Ital'jaan, Die zei dat een vliegtuig Ook schroefloos kan gaan. We wennen aan alles - Dat mót je soms wel! - Maar nou komt m'n snappert Toch iets in de knel. Ik zit al te denken: Waar draait dat op uit Wanneer de natuur de Techniek niet meer stuit. Straks brengt ons de krant nog - Wanneer ze niet liegt - Het nieuws dat men zonder De vleugels óók vliegt. Dan rest van het vliegtuig Niets meer dan de romp En als dát omhoog gaat, Dán breekt me de klomp! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Een vliegtuig is mooi én Het gaat ook zoo vlug; Ach, bracht men het maar tot Het wáre doel terug. Want was het niet beter, Dat eer werd gestreefd Een vliegtuig te maken, Dat geen bommen meer heeft?...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 31 december 1940
302 Bij het afscheid van 1940
Een trieste dag besluit het jaar, Dat triestig is verloopen En donker gaat het nieuwe in, Waarbij w'op beter hopen. Op dezen laatsten, somb'ren dag Passeeren in gedachten De maanden welke in totaal Meer leed dan lief ons brachten. Wij denken op de eerste plaats Aan onze dapp're helden, Die voor het vaderland hun bloed En leven borg stelden. Ons land kon aan Europa's brand Helaas wel niet ontkomen, Doch onversaagd als steeds is reeds Herstel ter hand genomen. Het vuur woedt elders nog fel voort, Het nieuwe komt door vlammen, Doch hoe 't ook zij en hoe 't ook word' Iets beters zal 'ruit stammen! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Het ouwe jaar ijlt thans ten eind', Men zal er niet om treuren; Slechts vraagt men zich onzeker af: Wat gaat er nú gebeuren? Wel, als dit jaar wordt ingeluid Met twaalf zware slagen, Dan wordt een mand vol vuile wasch Naar "Nergensoord" gedragen. Staart dat niet na - doch richt met een Koel hoofd den blik naar voren En laat U zich bij voorbaat niet Door klaaggezangen storen. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Het nieuwe jaar vereischt misschien Weer and're zware plichten, Doch meer vertrouwen, wat meer moed Zal menig last verlichten. Want wát er ook geschied'op aard' Met menschen en met landen: Wij zijn en alles is en blijft Uiteind'lijk in God's handen!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 1 maart 1941
303 Honderdduizend!
1 Maart 1941.
Hiep, hiep, hoera! Komt, hoort het aan: Het lang verbeide wicht Zag heden in de achtste stad Des lands het levenslicht! De ooievaar kwam hier weer aan Met weer zoo'n teere vracht; Hij heeft zijn taak met meer élan Dan anders thans volbracht. Hij heeft weer ergens in de stad Met baby aangebeld, Wat heden tot gevolg had, Dat men vijf nullen telt. En niet alleen het ouderpaar Van deze kleine schat Is heden trotsch - maar zeker ook Heel deze groote stad. Die baby weet nu nog van niks En doet als ieder kind; (Behalve dat niet ied're spruit Twéé kinderwagens vindt!) Het komt in een geschonken wieg, Eet twee jaar lang beschuit En komt - als Pietje Roef het wil? - Met d'honderdduizend uit! Het is een zwaar verzekerd kind En als men het maar kon, Dan kreeg het ook nog gratis pap Al was het op de bon! Daarbij is't ook een oorlogskind, Maar weet daar nog niets van; Ik hoop maar dat het niettemin Als koolraap groeien kan! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Wij leven nu bepaald grootsteeds En - da's ook int'ressánt - Niet slechts meer in de "schônste" maar Ook d'achtste stad van 't land. Het is dus als een gróóte stad, Dat Tilburg d'aandacht vraagt.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 12 april 1941
304 Mijn Paasch-cadeautje
Morgen is het "Zalig Paschen", Komt het lang verwacht moment, Op hetwelk ik iets zal krijgen, Dat ik bijna was ontwend. Morgen vroeg doe'k heel voorzichtig Eerst de deur wat op een kier En dan zal ik mij verkneuk'len Van inwendig Paasch-plezier. Even loer ik eerst naar binnen Of de tafel is gedekt, En dan zal ik iets zien schitt'ren Dat beslist mijn aandacht trekt. Bij mijn bordje op de tafel Moet er iets te pronken staan, Waar ik zachtjes mee zal hand'len Maar de kop toch af moet slaan. 'k Zal er eerst eens vóór gaan zitten En dan kijk ik er eens naar, Zal er ook eens tegen lachen, Want dat doe ik ieder jaar. Doch het zal ditmaal voorzeker Slechts een schamper lachje zijn, Want er moet ook dezen keer weer Heel wat water hij den wijn... Oh, hoe zal ik het vertroet'len Dat ovale witte ding (Waar ik - na drie maanden zwijgen - Weer een versje aan beging...) - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Vol verlangen klopt mijn hartje, Oh, ik ben nu al zo blij; Want ik krijg vanwege Paschen Op de bon een extra-ei!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 18 april 1941
305 Het baviaansche avontuur
Naar aanleiding van een stel bavianen, die uit den Haagschen Dierentuin ontsnapten en twee dagen in de omgeving daarvan ronddoolden of over de daken der huizen klauterden.
Als je nou al vele maanden Ied'ren dag weer in de krant Al die narigheid moet lezen Over dezen wereldbrand, Kun je soms zoo echt genieten Van zoo'n doodgewoon verhaal Over Haagsche bavianen En hun vrijheidsideaal. Da's tenminste weer wat anders Dan dat akelig gedoe Over bommen, alsmaar bommen Ach, wat ben ik die al moe! Nee, wat heb ik zitten smullen Van dat baviaansch bericht En wat zijn we daar gezellig Nu eens over ingelicht! Later heb ik nog gelezen Dat het boemelende stel Netjes weer is teruggekropen In de bavianen-cel. Nou, die hadden zeker óók al Zoo'n gekriebel in hun lijf, Dat ze gauw eens gingen loeren Buiten hun wat saai verblijf. Maar ze vonden geen bananen, Apennootjes evenmin En het zoeken naar een worstje Had nou heelemáál geen zin! In de baviaansche magen Bleef dat gekke, leeg gevoel En ze zullen van ons denken: Da's daar ook een kale boel! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Zeg, ik vond toch, tusschen haakjes, Heel die grap echt int'ressant En je las door deze apen Eens wat aardigs in de krant!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 19 april 1941
306 Voorjaarsverschijnselen (2)
Als er al viooltjes bloeien En het gras wat groener wordt... Als mijn buurman staat te spitten Voor wat groente op zijn bord... Als je aan de meeste boomen Van die kleine knopjes ziet En wanneer er uit den grond al Hier en daar een kever schiet... Als de bollenvelden lokken, Bloeiend in hun kleurenpracht, En de Betuuw' de genieters Van den bloesem weer verwacht... Als er sommigen al loopen Met hun hoedje in de hand En je in de krant gaat lezen Van een bosch- en heidebrand... Als die veel verwenschte beesten Boven 't park en Heuvelplein Souveniertjes laten vallen En zoo "roeke-loozend" zijn... Als je lust krijgt om te wand'len Met een open staande jas En je 's morgens zoo'n gevoel krijgt Van "wat-ben-ik-in-m'n-sas"... Als de melkman loopt te fluiten En opnieuw met Sjaantje sjanst... Als er al zoo'n mooie vlinder In de frissche ruimte danst... Als er in een sappig weitje Al een dartel kalfje springt En een straatmusch - met verbeelding - In de dakgoot liedjes zingt... Als men op café-terrassen Weer die knusse zitjes plaatst En de zon een tikje warmer Op een kale bol weerkaatst... Als dat eene leuke meisje Met dat mooie blonde haar Mij tot driemaal toe voorbij fietst Met een blik van kom-nou-maar... Als er fleuriger toiletjes In de straten zijn te zien En het daglicht zich al handhaaft Tot zoo bijna half tien... Als je dan aan alles waarneemt Dat er iets verand'ren gaat... (Ik bedoel daarmee te zeggen: Het seizoen op wiss'len staat!...) Als - tenslotte - dan het leven Ons tóch nog zoo kwaad niet lijkt... Nou, dán kan ik U verzeek'ren, Dat de LENTE ons bereikt!!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 25 april 1941
307 Geen plaatje meer!
Het rijwielplaatje afgeschaft! Heel fietsend Holland juicht!! Dat dit besluit veel bijval vindt, Weest dáár van overtuigd! Wat gaf me dát een narigheid, Dat akelige ding, Zooals het daar onoog'lijk aan Zoo menig jasje hing. Dat plaatje heeft veel geld gekost Uit vaak een kleine beurs; Het was een onding voor 't publiek En voor de controleurs. Het was onsympathiek gedoe Ook voor den ambtenaar, Maar die loert niet meer om den hoek, Die vraagt er niet meer naar! Ach, als je 't soms vergeten had, Al had je 't ook betaald, Dan werd je tóch nog flink beboet Je fiets soms "aangehaald". Wel aardig, dat deez' nieuwe lent' Een nieuw geluid ons gaf: Totdusver kwam er steeds iets bij, Nu gaat er eens wat af!... Wij fietsen nu weer vrij door 't land (Met "vrij" dan te verstaan, Dat j'op je fiets nu plaatjesloos Je gangetje kunt gaan). - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Maar naast dat goede rijwielnieuws Stond nóg iets in de krant, Waardoor bij mij de vraag rijst van: "Hoe kom ik aan een band?"... Dat pláátje is wel afgeschaft, Men peddelt dus voor niets, Maar als ik nou geen banden krijg, Wat doe'k dan met een fiets?...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 26 april 1941
308 Lastige mannen
(Op verzoek van meerdere huisvrouwen).
D'r zijn van die mannen - Dat hoor ik zoo wel - Die zijn in hun oordeel Soms hard en te snel. Ze zijn niet zoo kwaad En bedoelen het goed, Maar denken te vaak dat Ze weten hoe 't moet. Zoo zijn thans de klachten Van menige vrouw Aan wie werd gezworen Veel liefde en trouw... "Mijn man is zoo lastig!" Zoo luidt vaak de klacht, Omdat "zij" niet meebrengt, Wat "hij" had verwacht. En krijgt-ie goed eten Dan kijkt-ie nóg zuur. Want als het thans goed is Dan is het ook duur! En als dan de vrouw weer Wat zuinig wil zijn, Dan is het wéér mis en De portie te klein. De vrouw knapt het op en De man pruttelt door: Zoo komen veel twistjes In 't huishouden voor. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Ik kan het bekijken En ben nog "neutraal" (Ik vond voor een huuw'lijk Nog geen "ideaal"...) Maar graag breek ik heden Een lans voor de vrouw, Die een huishouden leidt, Want da's een gesjouw! Dat bonnen-gescharrel, Die jacht op het vleesch, Dat zoeken naar boter En steeds dan de vrees Dat manlief zal mopp'ren: "Dat is surrogaat!" "Wat smaakt deze biefstuk Naar kattegebraad!" - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Ach, man, wees niet lastig, Trek niet zoo'n gezicht, De taak van de huisvrouw Is heusch niet zoo licht! Ik doe een beroep op Den lastigen man: Waardeer toch je vrouw als Ze doet wat ze kan!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 31 mei 1941
309 Pinksteren 1941
Dezen keer geen Pinkster-reizen Naar het Rijnland of naar Han, Want het is dit jaar een Pinkst'ren Dat zooiets nou echt niet kan. Dus geen busvee-escapades Met hun wél maar ook veel wee; Geen bestorming van de treinen (Gaan er trouwens hoogstens twee!) Ook geen volgeperste wegen Met krioelend snelverkeer, (Wat veel onheil zal voorkomen Want daar kwam het vaak op neer!) Geen gezanik aan loketten, Geen gedrang naar 't zelfde doel; Geen gejengel om een ijsco, Herrie om een luie stoel. Ook geen uittocht naar den zeekant, Want het ziet er niet naar uit, Dat je nú al kans kunt loopen Op een doorgebraden huid. Ook geen vluchten voor vijf gulden Boven onze mooie(?) stad; (Oh, d'r wordt nog wel gevlogen, Maar dát soort zijn wij al zat!) Ja, nu rest ons nog te fietsen, (Zonder plaatje, reuze fijn!!) Maar je moet je banden sparen (Dat voorkomt weer zadelpijn!) Nou, dan gaan we dus maar wand'len (Want dat kan en mag nog net) En het blijft voor deze dagen Een gepast, gezond verzet. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Voor de meesten is zoo'n Pinkst'ren Heusch nog niet zoo heel verkeerd En er wordt misschien meteen ook Weer wat huis'lijkheid geleerd. Velen vinden de beperking Van dit "feest" een heel gemis; Laten die eens overwegen Wat nu eig'lijk Pinkst'ren is!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 11 augustus 1941
310 De natte week
Naar aanleiding van de verregende vacantieweek in begin Augustus 1941.
Gunst, wat hebben we genoten Van die pracht vacantieweek! Nee, de zon heeft niet gestoken, Maar ze liet ons in den steek. Wat een weertje, wat een water! Wat een aangenaam klimaat!... Nee, we zijn maar niet gaan zwemmen, Want we zwommen al op straat! Dan daarbij dat westenwindje Met zóó'n kille stoot erdoor, Dat je binnen het idee kreeg Of het buiten al wat vroor. Met doordrenkte zomerpakken En verkreukelde japons Zijn we weer naar huis gedabberd Zoo doorwaterd als een spons. Als we samen gingen fietsen, Kreeg de hemel weer een lek; Telkens zijn we thuis gesukkeld Met het water in den nek. Van de zee is niets gekomen, Reeds te land was water zat; In de bosschen was het vochtig En de heide was te nat! Wat een water, wat een water, Jasses, wat een vieze boel! En daar zat je met vacantie Vastgekluisterd op een stoel... Heel de week viel in het water En het water in de week; Ach, in plaats van rood geblakerd Zijn we nou nog even bleek! Als je één-en-vijftig weken Deze week hebt afgeteld, Nou, dan ben je door die plas-sof Wel heel zwaar teleurgesteld. Alle plannen zijn verregend, Maar al liep het dan ook mis, Nou, dan weten we tenminste Wat een natte moesson is!... - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Zoo'n vacantie is niet leuk meer Als de zon er bij ontbreekt, Maar nog erger is het als je Door zóó'n week zoo wordt doorweekt!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 9 september 1941
311 De zon op de bon?
Toen de zon verstek liet gaan in den nazomer van 1941.
We leven nu in oorlogstijd: Men heeft zich neer te leggen Bij alles wat men zich daardoor Nu eenmaal moet ontzeggen. We eten dus "wat minder" spek En drinken surrogaatjes De vitamine trachten wij Te redden met tomaatjes. De distributie doet haar best Om alles te verdeelen, Maar de natuur kijkt niet zoo nauw Tot ergernis van velen. Want werd het niet een beetje kras Zooals we moesten leven In zulk een zomer die ons toch Zoo weinig zon wou geven? We zaten eerst al weken lang Met regenweer te kijken; Dat zoo'n seizoen soms zomer heet Moet volgens mij nog blijken. Een week of zes na Sint Margriet Zou 't weer wel beter worden En inderdaad - wij juichten al: Verhangen zijn de borden! September zette in met zon, Het werd een reuze weertje, Maar zomer bleef het slechts een week, Toen nam de wind een keertje! Want, ja, al blijven wij nu droog, Toch voel je al September En van dien zomer zegt U maar Van: do you still remember? Daar is de room nu ook al af, Daar kunnen wij naar fluiten; Slechts Juli blijft de zomermaand, De rest die valt er buiten. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - We raken gauw aan veel gewend, Toch moest men eens probeeren Om ook de zon in dezen tijd Wat meer te distrib'weeren!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 11 september 1941
312 De oude Piet
Ied'ren middag tegen drieën Komt hij schuif'lend langs ons huis, Maakt dan sleepend met zijn stokje Een bekend geraakt geruisch. Ied'ren middag tegen drieën, Bij maar eenigszins goed weer, Sloft hij langzaam naar het park, Zet zich op "zijn" plekje neer. Onder een der groote boomen Staat een oude, houten bank En daar kan hij uren zitten Op zoo'n afgesleten plank. Hij heet "Opa" bij de kind'ren, Oud'ren noemen hem steeds Piet; Nadere bijzonderheden Weet ik van dit baasje niet. Voor de rest moet ik maar gissen: Kennelijk gepensionneerd, Braaf geleefd en hard gewerkt, Van het leven veel geleerd. Maar nu kan hij echt genieten Van een welverdiende rust; Hij is oud, maar niet versleten, Tint'lend nog van levenslust. Ja, hij kijkt zoowaar nog pienter, Op de straat ontgaat hem niets; En hij geeft bij 't oversteken Heusch wel voorrang aan een fiets. Telkens ziet hij iets bijzonders, Hij bekijkt het alles goed En een vriendelijk, kort knikje Is voor iedereen zijn groet. Van deez' wereld vol verwarring Trekt hij zich niet heel veel aan; Neen bij al die groote feiten Heeft hij nog niet stil gestaan. Ach, wat zou hij zich vermoeien In de kwesties van deez' tijd? Hij is in zijn levensavond En gestreden is "zijn" strijd... - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Ied'ren middag tegen drieën Schuift hij langzaam over straat Als hij sleepend met zijn stokje Naar zijn bank in 't park gaat...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 13 september 1941
313 Een kwestie van papier
We moeten het nu minder doen, Dat is nu eenmaal zoo; Je krijgt waarachtig je rantsoen Vandaag heusch niet cadeau! Ach, heel de wereld zit ermee, We zijn in oorlogstijd; De Zweden drinken ook geen thee, Da's nou de aardigheid! Gedeelde smart is halve smart, Aan alles komt een end; Eens valt de steen wel van ons hart, Dat is genoeg bekend. We krimpen allemaal wat in, Dat zie j'ook aan de krant; Dat went wel weer, maar in 't begin Viel 't blad haast uit mijn hand! De reden der vermaag'ringskuur En minder lees-plezier Is - heel begrijp'lijk op den duur - De schaarschte aan papier. Daar leg ik mij nu graag bij neer, Dat zal dan wel zoo zijn; De krant geeft steeds de mode weer, Dus nu: de slanke lijn! Het is maar hoe men het bekijkt, Men moppert soms te vlug, Want wat in 't een' te weinig blijkt, Vindt g'in het and're terug. Gij, mannen, die de kranten leest, Toch, heusch, vergeet gij iets; Voorbarig zijt gij weer geweest, Want eig'lijk mist gij niets. Bekijkt de zaak eens nuchter hier, Het is een wéét, zoowaar: Want wat de krant mist aan papier Dat zit om uw sigaar!...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 17 september 1941
314 De groote truc
Naar aanleiding van het te Amsterdam gehouden eerste Nederlandsche goochelcongres, waarbij zoowel beroepsartisten als amateurs samen kwamen om hun nieuwste scheppingen te demonstreeren.
Aller aandacht is gevestigd Op dit goochelaarscongres, Waar men nieuwe trucs zal eeren Met de kokers en de flesch. Met de tooverstaf vol doekjes Of de ingeslikte knaak Of de leege doos met duiven En zoo meer van dat vermaak. Ook voor deze vlugge heeren Is het nu een rare tijd En daarmede te begrijpen, Dat hun vak er onder lijdt. Want er wordt zooveel gegoocheld, Neem bv. maar een fiets; Zet zoo'n ding eens langs de straat neer: Even later staat er niets! Groot is ook de concurrentie Van de fiscus voor dit vak, Want wat goochelt die toch handig Ons de centen uit den zak!... Ach, wat wordt er toch gegoocheld, Ja, je staat gewoon verstijfd En je kunt maar niet begrijpen Waar het allemaal toch blijft. Maar nu ben ik echt nieuwsgierig Naar dit goochelaarscongres, In 't bijzonder in verband met Het beroemde ei-succes. Want nu wil ik wel eens weten Hoe die eene truc toch moet, Ik bedoel in dezen tijd juist: Ei'ren toov'ren uit een hoed! Of dat and're smaak'lijk grapje Dat ook welkom nu zou zijn, Neem bv. dat gegoochel Met zoo'n levend (echt) konijn! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Ach, gij goochelende heeren, Brengt den menschen nu eens bij Hoe men met een enk'le handgreep Een konijn krijgt of een ei!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 19 september 1941
315 De knappe agent
Ziet hem weer eens statig trappen, Zachtjes-zeker door de straat, Speurend of men niets zal gappen Of verboden richting gaat. Ied'ren morgen - om twee weken - Komt hij trouw langs onze deur, Vaak door meisjes aangekeken (En dan krijgt hij soms een kleur). Hij is blond, heeft blauwe oogen (Tusschen haakjes: hij's agent); Hij's niet streng, kan veel gedoogen, Wel, hij lijkt een vlotte vent. Hij's nog jong en versch gestoken In een nieuw, zwart lakensch pak! (Heeft al naar een kind gedoken Dat gezakt was in een wak). Hij is knap, heeft frissche wangen, Ja, hij heeft een leuke snuit; (Heeft ook al een dief gevangen En een hollend paard gestuit). Deze week moest hij weer waken Overdag in ónze buurt En dan zie'k zijn roode kaken Als een meisje naar hem gluurt. Maar het blijft steeds bij een "bloosje" Dienst is dienst - hij's nauwgezet, Hoogstens tikt-ie bleu voor Roosje Van den dokter aan zijn pet. Ied'ren morgen tegen achten Vangt zijn eerste ronde aan, Roosje staat dan al te wachten, (Ja, die wil wel met hem gáán!) Gist'ren morgen tegen achten Sprong hij plots'ling van zijn fiets En ik zag hoe beiden lachten (Lachen doet men dan om niets). Toen de rit was onderbroken En het waken werd gestaakt, Werd er even zacht gesproken, Zoo'n echt babbeltje gemaakt. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Nou, de rest kunt U wel snappen, 's Avonds kwam het happy end, Want toen zag ik Roosje stappen Met háár knappen "plisiegent".
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 20 september 1941
316 De stille aanbidder
Z'is niet groot, een beetje mollig En ze heeft een leuke snoet; Uit d'r oogen kijkt ze lollig En ze lacht als ik haar groet. Zij is zwart, heeft roode lipjes En een mantel met een kap; Loopend maakt ze van die tripjes Als een hondje van de trap. Ied'ren middag tegen éénen Komt ze langs - wáár zeg ik niet - Want ik laat me hier niet leenen Voor reclame voor die Griet! Als ik kan dan sta'k te kijken, Want ik zie haar toch zoo graag, Maar dat laat ik nog niet blijken Ook al voelt ze 't wellicht vaag. Ied'ren middag tegen éénen Komt ze in de verte aan; Spoedig is ze weer verdwenen, Is ze om den hoek gegaan. Waarvandaan zij komt getrippeld En waarhéén zij telkens gaat, Heb ik nog niet uitgestippeld, Heb nog nooit met haar gepraat. Zonder meer haar aan te spreken Kun je zóó toch maar niet doen; Neen, ik houd niet van die streken En daarmee wél m'n fatsoen! Neen, ze is een keurig meisje Als ik strakjes haar weer zie Fluit ik maar dat mooie wijsje: "Heut' bin ich verliebt wie nie!" Als ze 't dán nog niet wil snappen En me in m'n "hemd" laat staan, Nou, dan staak ik al die grappen, Want dan loopt ze naar de maan! Maar ze blijft een beetje mollig En ze houdt haar leuke snoet En haar oogen blijven lollig Als ze lacht mits... ik nog groet.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 24 september 1941
317 Laat het wit!
Nu de avonden weer lengen En het vroeger donker wordt, Hebben de gemeenteschilders Weer de wapenen omgord. Heden zijn ze weer begonnen Met hun witsel en hun kwast, Niet om alles vol te kladden, Want da's iets wat hun niet past. Neen, dit groepje straatbestrijkers Trekt de lijn maar blijft tóch kwiek En zij kwasten in de straten Ten gerieve van 't publiek. Als we 's avonds in het duister Door de zwarte straten gaan, Zien we op de juiste plaatsen Hier en daar een witte baan, Die ons leidt in goede richting, Ons attent maakt op een paal, Op een stoepeind of een zijstraat Of iets anders dan normaal. Leiding in deez' duist're tijden Mag er heusch voor ons wel zijn En U kunt Uw doel nooit missen Bij het volgen van de lijn. Voor die "leiding" moet ontzag zijn, En - al klinkt dat gek misschien - Steeds moet gij die witte lijnen Om ze goed te zien ontzien. Neemt dus steeds een grooter stapje, Stapt ook hier maar overheen, Des te langer zal het wit zijn In 't belang van iedereen. Laten wij die streepen sparen, Anders wordt het wit te schaarsch; Hier behoeft U geen wit voetje, Lapt dit wit niet aan Uw laars!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 24 oktober 1941
318 Het zomersche najaar
De lucht is blauw, het blad nog groen, Ik zit in zon te baden, Een wesp gonst rond mijn hoofd of zwemt In 't glaasje limonade. Er fladdert nog een vlinder rond Gelijk een lentebode En menig bakvisch toont zich nog Als was het zomermode. De heide lokt en alles glanst, Door zonlicht overgoten, Wanneer het nu nog Juni was Had ik mijn tuin bespoten. De vogels hebben nog pleizier, De zomer heeft een staartje En geeft ons in d'Octobermaand Nog haar visitekaartje. Een overjas is overdag Een overbodig drachtje; (Slechts 's avonds kan die nuttig zijn Tot het behoud van 't hachje). De zomer heeft - hij weet het wel - Hier nog wat goed te maken: (Ik denk maar aan d'Augustusmaand Toen onze zon ging staken). De stemming was niet al te best: Vacanties zijn verregend, Want, immers, nooit zijn die geslaagd Als haar de zon niet zegent. Een weinig troost hervinden wij Nu in deez' mooie dagen Die ons het najaar biedt doch die... Wij liever 's zomers zagen!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 7 oktober 1941
319 De haren maken den man
Kappers moeten haar bewaren, Want daar maakt men kleeren van: Ja, je staat er van te kijken Wat men tegenwoordig kan! Toch wel prettig, nu te weten Wat men met mijn haren doet; Ik zal straks nog rond gaan loopen Met mijn haren in mijn hoed! Oh, wat zal mij ooit dat pakje Van "haar" haar toch eenig staan! Zeg, ik trek nog eens een jasje Van mijn tante's krullen aan! Nou, ik heb het al gesnoten En het is al voor mekaar: Ik krijg geld toe van den kapper Ik verkóóp voortaan mijn haar! Ja, die man krijgt toch óók centen Van den afval van mijn kop En ik heb geen kalen knikker, Hij aan mij dus nooit een strop! Of ik ga nu gauw een bod doen Op de lokken van vriend Jan, Want die heeft een reuze dosje, Maak je wel twéé jassen van! Als ik nou een pak zou krijgen Van die blonde kop van Gijs, Wordt het na verloop van jaren Niet slechts kaal, maar ook nog grijs! Oh, ik hoor ze nu al kletsen: "Zeg, heb jij dat mensch gezien In een mantel van de vlechten Van ons Kee of rooie Sien?" Gunst, wat krijg je rare dingen: Kleine lapjes van een sik Of je leest nog: "Aller broeken Gingen stijf staan van den schrik!" Of: "Zijn pak rees hem te berge" Of: "Miet's manteltje valt uit." Denk eens in dat je gaat merken Dat je broek een beetje ruit!... Of je krijgt een "wit" colbertje Van de zorgen op je dak! Stel je voor: je vrouw wordt razend, Rukt d'r haren uit je pak!! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Alle gekheid op een stokje: Maar ik vind het toch verkeerd Dat mijn kale oome Janus Op mijn haar parasiteert! Ja, die heeft zoo'n gladden kaasbol, Van diens haar snij ik geen riem; Nee, die levert mij geen jassie, Want diens haar smoort in de kiem! Daarom ben ik voor belasting Op de menschen zonder haar, Want die pronken met de veeren Van een ander, is niet waar?...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 10 oktober 1941
320 Van kalveren gesproken!
Eind'lijk heb ik dezer dagen In de krant weer iets ontdekt, Dat naast al die nare nieuwtjes Weer wat lachlust heeft verwekt. Op een Argentijnsche rancho - Op z'n Hollandsch boerderij - Is een kalfje geboren Van een rare makelij. Met een paardekop, zoo las ik, Kwam dit gekke dier op aard' En het heeft een staart vol veeren Oftewel een veeren staart. Dit geval loeit als een kalf, Maar het kraait ook als een haan; Jammer, dat het niet kan praten, Had j'er nog wat aanspraak aan! Een commissie van geleerden Kwam al kijken naar het beest, Zeker om eens te probeeren Of 't ook schrijven kan of leest! Inderdaad is 't een verschijnsel Dat wel eenig opzien baart: 't Is van acht'ren net een haantje En van voren net een paard! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Is dit haanpaardsch kalf eenig Voor den doorsnee-Argentijn, Spoedig zal voor óns, zoo vrees ik, Een normaal al zeldzaam zijn!...
VOICI
|
|
||||
|