|
Voici - John Majoie De man die zijn lezers liet lachen
Onder redactie van Ben van de Pol
Aflevering 10 (181-200)
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 26 oktober 1933
181 Verzuchting van een hit
"De geheele aanvoer op de groote najaarsmarkt van Hoofddorp was één hit!..." (Courantenbericht)
'k Had m'n baasje nog gewaarschuwd Want ik zei: "Laat mij nou staan, Laten wij nou wijzer wezen En niet naar de markt gaan." Want 't was net of ik het voelde, Dat er toch geen hit zou zijn; 't Is geen tijd voor hitten koopen, Want de beurzen zijn te klein. Maar hij wou niet naar me hooren En ik moest toen toch maar mee; Onderweg zei ik nog: "Baasje, Wij slaan een figuur als plee!" Op de markt schrok-ie zelf: Er was niemand. "Goeie grut, Zei m'n baas, j'hebt gelijk, hit!" Maar ik stond toch maar voor schut. Heel alleen stond ik te kijken, Hinnik, wat had ik het land! Ach, toen kwam er nog zoo'n kiekerd En die zette m'in de krant. Heel het land heeft toen gelachen Om dat één stuk hittenras; Ook ik zou wel kunnen lachen, Als het niet zoo treurig was…
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 5 december 1933
182 Als het wintert…
Onverwacht blies een Noord-Ooster Vlijmend scherp over 't land, Maakte roode neuzenpunten, Schrale plekken op de hand. Niemand was al ingebakerd, Niemand was ook voorbereid Op de komst van Koning Winter Plots'ling ver vóór wintertijd. And're jaren op deez' dagen Leek het vaak een herfstdag, Die toevallig hoogstens even In een kil omhulsel lag. Of het regende wanhopig Dagen, nachten achtereen En we zeilden ijzig langzaam Door een waterwinter heen. Maar daar ziet het dezen keer toch Niet zoo zeker meer naar uit, Want de eerste koude-aanval Wierp al bloemen op de ruit. Het verraste vele menschen (Het was ook surprise-tijd); 't Is een massa die nu aan de Hoest- en snuiteritis lijdt. Menig auto werd de dupe, Leek wel op een stoommachien, Maar de rep'rateurs die mogen Zoo'n defect van harte zien. Ook de jeugd hoort tot het groepje, Dat deez' kou niet erg vindt, Want die wacht slechts op den dag dat Zij de schaatsen onderbindt. Maar er zijn er talloos velen, Wie nu bitt're zorg wacht En ik hoop dat aan die menschen Juist vooral NU wordt gedacht…
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 6 december 1933
183 Na het feest
Verslag van een surprise-avond.
Ziet ginds vaart de stoomboot Naar Spanje weer heen; De Sint laat ons weer voor Een jaartje alleen. De mand vol papieren, De lade vol touw, De zolder vol doozen Plus heel wat gejouw. Een doos vol met versjes Met goedkoopen rijm; De vloer onder rommel Vol snippers met lijm. Ons Pa kreeg sigaren, (Ze zijn al haast op); Ons moeder een cactus En Toos wéér een pop. Andreeke, de jongste, Werd óók goed bedacht: De Sint heeft voor hem 'n Ding meegebracht. Maar Jopie, een huilbuik, Die kreeg goed z'n part, Hij vond in een pakje Alleen maar de gard. Toch werd-ie wat later Nog aardig verrast Met snoepgoed... gevolg: Vannacht had-ie last. Ons Keesje - die's zeven - Werd ook niet misdeeld: Een stoommachien kreeg-ie, Waar pa nu mee speelt. Een trom kreeg ons Krisje Van Sintereklaas (Hij zong eerst nog: "Makkers, Maakt nu geen geraas!...") En Rika, de oudste, Een naai-"garretuur"; Ze vroeg eerst een kiekkast, Maar dat was te duur. (Daar kon ze naar fluiten, Die ging langs d'r neus; Die denkt dat ze méér mag, Jawel, maar niet heusch!) Tiesje kreeg schaatsen, Maar kan er nog niet Mee op de ijsbaan: Hij heeft "difteriet". - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - De heerlijke avond, Is nu weer voorbij En de Sint is bedankt Voor z'n gulle gerij.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 19 februari 1934
184 Koning Albert †
Bij den dood van dezen Koning, Dezen held en edelman, Is geen mensch die maar iets anders, Dan een hulde brengen kan. Zeldzaam was het schoon karakter En de liefde voor het land Van den koning die't bestierde Met zoo'n sympathieke hand. Koning Albert van de Belgen Was een eenige figuur Die vooraan stond bij de dreiging Voor zijn volk in oorlogsvuur. Hij was vader van de natie, Als zoodanig ook bemind; Als zoodanig door zijn volk In aanhank'lijkheid gezind. Diep zoo tragisch is de wijze Waarop hij is weggerukt Uit zijn hoogst verdienst'lijk leven, Waar men nog de vrucht van plukt. Wreed heeft weer de dood gewerkt, Met één slag het land beroofd, Van zijn meest geliefden leider, Van zijn vorst en opperhoofd. Een eersaluut van heel de wereld Moet gebracht aan dezen mensch; Dat God hem voor zijn werk loone Zij oprecht hier ieders wensch.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 1 mei 1934
185 Aan het nieuwste koppel
Ter gelegenheid van het huwelijk van den beroemden wielrenner Jantje Pijnenburg, op 1 Mei 1934.
't Koppel Pijnenburg-Bierens Dat hier aangekondigd wordt Is beslist een knal-sensatie In de rijwielrennerssport. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Pijn, je zult het met me eens zijn: Dit wordt vast het mooist contract, Dat je ooit zult kunnen teek'nen Want dit is een huuw'lijkspact. En dit geldt niet voor zes dagen, Evenmin is't maar een sprint; Dit is een contract voor't leven, Dat je maar één keertje vindt. En je hoeft hier niet te spurten, Mededingers zijn er niet; (Want we mogen v'ronderstellen Dat men jou alléén hier ziet!) Wel geeft ook het huuw'lijk premies En vergeet dat niet, Jan Pijn; In den vorm van jonge Pijnen Kunnen die een zegen zijn. Als het ooit zoover mocht komen En je strakjes op je schoot Met zoo'n Pijntje zit te spelen, Breng hem dan naar waarde groot. Geef hem als-ie al een broek draagt Dan geen fiets van chocola, Maar dan moet j'em laten trainen Op de racekar van z'n pa. Laat hem óók den kost verdienen Met z'n beenen net als jij; Tegenwoordig brengt dat meer op Dan wat pennelikkerij! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Pijn, ik hoop dat het je op een Heele lange huuw'lijksbaan Als voorheen net zoo gelukkig En voorspoedig moge gaan!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 17 oktober 1934
186 Het euvel van den Heuvel
Naar aanleiding van de ontboezeming van een "zwerver" in het blad van gisteren.
Ach, Heuvel, nu zijn ge mijn Heuveltje weer, Ge kondt me een tijd niet bekoren; Door al die vervelende auto's was lang Het uitzicht op veel schoons verloren.
't Stond er zoo slordig, zoo schots en zoo scheef Die bonte vertooning van auto's, Ze ontsierden zoo vaak den aanblik van't plein, Dat niet meer geschikt was voor foto's.
Je liep er niet veilig, want iederen keer Dan kwam er zoo'n auto gereden; Maar, Heuvel, nu is er dat euvel niet meer: Heil, Heuvel, het leed is geleden!
Die wagens, hè, Heuvel, die hoorden daar niet, Heel goed, dat ze die daar voort' weren, Dit plein met z'n plassen dat is slechts een plein Om te bagg'ren, niet voor parkeeren!
VOICI
De ontboezeming van Zwerver waar Voici op reageerde:
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 16 oktober 1934
Sic transit gloria mundi
Ach! Heuvel, ge zijt mijn "Heuvel" niet meer, Er is veel van uw stadsbeeld verloren, Hoe mooi konden glanzend de wagens daar staan, 'k Ben er zoo vaak langs henen gegaan, En ze konden mijn oog zoo bekoren.
Ze stonden zoo rustig, zelfs schuchter bedeesd, De Ford, Citroën… alle merken, De Buick, Chevrolet, de Opel e.a. De Plymouth, De Crysler, De Dodge van papa, De namen kon 'k soms niet verwerken.
Hoe dikwijls zag 'k bij avond het licht Zacht over de koplampen stroomen, De bundels die vloeiden langs dak en op ruit, En het werd door geen enkele schaduw gestuit, Stil stonden de wagens te droomen…
Die wagens! O, Heuvel, ze behoorden bij u! Laat ze nu dan ook daar wederkeeren, Dan zal er de "Heuvel", onze "Heuvel" weer zijn, Dan keert weer terug, het licht en de schijn O! Laat ons nu daar weer parkeeren.
ZWERVER
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 15 december 1934
187 We gaan nu "Snippen!"
Een nieuw bewijs dat ons klein land In daden groot kan wezen, Wil ieder eerstdaags uit den tocht Van onze Snip wel lezen. De vogelkooi der K.L.M. Is gist'ren weer geopend; De Snip is uitgevlogen en Heel Holland is nu hopend. Twee and're vogels groot van naam Als Pelikaan en Uiver, Die krijgen van de Snip gesnapt: "Dat doe ik even zuiver!" Het is een land- en watersnip Die nog eens aan zal toonen, Dat in dat kleine lage land Zoo'n sterke vogels wonen. Dat onderdeel van't moederland - Zoo langzaam te bereiken - Zal binnenkort door deze vlucht Lang niet zoo ver meer lijken. Ge-Uiverd is er thans genoeg, We gaan nu maar eens "Snippen"; Want zeker ligt in heel het land Dit woord op ieders lippen.
De Snip die nu een stipje is, Bromt boven land en zee, Dat Holland's faam gehandhaafd blijft, Trouw aan't "Je Maintiendrai!"
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 17 december 1934
188 Niet meten met twee maten!
Als iets ooit met veel elastiek Is in elkaar gezet Dan is dat ongetwijfeld wel De Winkelsluitingswet. Na 8 uur mag er niets verkocht, Dat is een mooie tijd; Als a l l e verkoop dan ook staakt, Veroorzaakt dat geen nijd. Maar thans neem ik het op voor den Sigarenwinkelier; Dien brengt die winkel-fnuikingswet Slechts schâ en displeizier. Hij heeft meestal geen personeel, Dat (met recht) vrij moet zijn; Hij staat steeds zelf in zijn zaak En volgt zijn eigen lijn. Toch moest ook hij om 8 uur dicht En werd er niet verkocht, Totdat hij in de automaat Zijn heil(tje) heeft gezocht. Maar elke automaat kost geld, Hij geeft er vaak op toe En is voor 30 piek per stuk Per jaar den fiscus moe! En onderwijl wordt doodgewoon De rookwaar geserveerd In bioscopen en café's; Geen wetsman die het keert. Dat met twee maten meten, zij Nu eind'lijk eens gedaan; Men late anders even goed Die winkels open staan!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 18 december 1934
189 "Sund' veur 't hundje!"
In een perceel te Den Haag is eens brand ontstaan door het electrisch verwarmd kussentje in een hondenmandje.
Da's toch jammer voor dat hondje, Heel z'n nestje uitgebrand, Dat zoo lekker was verwarmd (Ge zòt zegge, war, hoe kan't!) Er zijn vele soorten hondjes Vieze, valsche, slimm'en schoon', Maar 't is net als bij de menschen: Z'hebben niet hetzelfde loon. 't Eene hondje wordt vertroeteld, Opgekamd en soms bekroond; And're beestjes lijden honger, Worden slechts met slaag beloond. Er zijn hondjes aan een touwtje, Er zijn hondjes voor een kooi, Er zijn hondjes in een nestje, Hondjes met of zonder vlooi. O, er zijn zoo'n massa hondjes Voor pleizier of voor den kost; Mannen zijn er rijk soms mede, Vrouwen vaak mee uitgedost. Er zijn hondjes voor de kamer, Op den schoot of canapé; En er zijn ook arme hondjes Maar die tellen niet eens mee. Er zijn hondjes waar z'om treuren En een graf voor wordt gemaakt; And're hondjes sterven eenzaam, Worden niet eens aangeraakt. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Naast de hondjes met een kussen Dat electrisch is ver-warmd, Zijn er menschen die verkleumen Zonder kolen en ver-armd. Men moet zacht zijn voor de dieren Ook de mensch toch lijdt niet graag, Maar men moet niet overdrijven Met zoo'n hondje uit Den Haag !...
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 22 december 1934
190 "Ende desespereert niet!"
Dit is dan't ellendig einde Van een koning van de lucht; Uit zijn ruim woest weggestooten Door een elementen-zucht. Eens de trots van heel de Natie En de roem der Maatschappij, Thans verpletterd, omgekomen Eenzaam in de woestenij. Vreugde om't succes van d'eene Werd met één slag wreed verstoord Door het droevig eind' van d'ander, Dat de zege heeft vermoord. Met een Kerstgroet naar het Oosten Was de Uiver uitgegaan, Maar het zou een einde worden Van een glorievol bestaan. Angst en hoop bij de vermissing, Martelend' onzekerheid, Zijn geworden ruwe feiten, Een hard stuk realiteit. In een groote dorre vlakte Ligt daarginds een hoopje asch Van wat eens een snelle postduif, Een zoo ranke vogel was… En weer zeven menschenoffers Heeft die luchtramp hier geëischt; Zeven nieuwe namen staan weer Op der Luchtvaart doodenlijst. Wat techniek dan ook vermoge, Hoe de mensch het dan ook wikt: Telkens blijkt en zal ook blijken Dat nog immer God beschikt. De bemanning is gevallen In vervulling van haar plicht; Moge zij van 't licht dat doodde Overgaan naar 't Eeuwig Licht.
De techniek is wel geslagen, d'Energie toch blijft bestaan, Want wij zullen niet versagen, Moedig voorwaarts blijven gaan. Naar traditie heeft ons Holland Juist uit tegenslag geleerd, Het zal toonen dat het handhaaft "Ende niet desespereert!"
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 19 januari 1935
191 "Where's the… winter?"
Ons Bartje heeft gister Een vlinder gevangen; In den tuin van mijn buurman Kun je rozen zien hangen. Ik heb al een maand met M'n demi rondgeloopen En denk dat ik gauw een Nieuw zwempak ga koopen. De peulen van Krelis, Die staan weer in botten; De menschen met dassen, Die houd ik voor zotten. De koeien der boeren Vertoeven weer buiten; De vogels zijn lente- Deuntjes aan 't fluiten. Ik ben aan mijn schaatsen, Die 'k al deed ontvetten, Voor een ander vermaak Maar wieltjes aan 't zetten. Ik heb van mijn auto, Die steeds liep te stoomen, Als gansch overbodig De hoes afgenomen. Mijn oom van de danstent Geeft bal-à-champêtre, Opdat-ie eens lekker Den winter kan treit'ren. De roeiploeg van Oxford Is nu al aan 't trainen Met niets dan een badpak En kletsbloote beenen. Mijn meisje draagt binnen - Dat doet ze niet buiten - Een mouwlooze jurk, (De mode aan 't muiten!) Mijn tante die anders Des winters gaat slapen, Kwam Zondag bij ons om Viooltjes te kapen.
Hallo, Ma Natuur, zeg, Wat heb je voor plannen? Waarom heb je blijkbaar Den winter verbannen? Kun jij niet eens juist je Bedoeling berichten, Dan kan zich tenminste Ons land daar naar richten.
Geen winter was best, want: Geen ruzie om tijden En 't zou ongetwijfeld Nog meer leed vermijden!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 2 januari 1936
192 Bij den start van het nieuwe jaar
Van dat oude, wrakke jaartje Viel het afscheid ons niet zwaar, Want daarnaast stond al het wiegje Van een nieuw te baren klaar. Heden is het dan gekomen, Door ons allen luid begroet, Want zoo'n frisch en stralend wichtje Brengt ons nieuwen levensmoed. Nou, dien kunnen we gebruiken, Want de struggle is vaak hard En, in kleuren weergegeven, Zat in 't oude jaar veel zwart. Doch dat zijn we nu vergeten, Vijf-en-dertig is voorbij; Een nieuw jaar vervolgt heden Een onafgebroken rij. Zonder pauze gaan we verder, Met den blik vooruit gewend, Ook al blijft ons levenspaadje Slecht verlicht en onbekend. Maar we moeten in den maalstroom Van den tijd nu eenmaal mee En ontvangen weer een nieuw jaar Met z'n wel en met z'n wee. "Dat het nu eens beter worde!" (Ja, dat hopen we al lang!) Godsvertrouwen brengt ons echter Verder dan dat klaaggezang. Daarom naast dat zalig-wenschen Neme men zich ook eens voor Niet alleen te blijven zoeken Naar een beter levensspoor, Maar - wat velen vaak vergaten - Ook eens meer een blik te slaan Naar hierboven en dán zal het In de wereld beter gaan!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 19 december 1936
193 De stille armen
Nog droever is wellicht het leed En zwaarder om te dragen Van hen van wie men het niet weet En die niet durven vragen. Zij kloppen noode bij U aan, Zij willen het niet weten En zullen lángs de deuren gaan, Doch snakken naar meer eten. Zij beed'len niet in 't openbaar, Zij strekken niet de handen, Zij zijn er niet de menschen naar, Zij vreezen valsche schande. Hun kleeding kan er net mee door, Bedekt nog juist d'ellende; Zij is de camouflage voor De vrienden en bekenden. Zij willen wel maar kunnen niet Want alles loopt hun tegen; Zij hébben armoe en verdriet, Maar zijn er mee verlegen. Hun leed wordt liever binnenshuis In stilte uitgeschreid; Zij torsen zonder steun hun kruis En raken het niet kwijt. Dat zijn, wat men prozaïsch zegt Kortweg: Bijzond're Nooden, Waaraan ook aandacht dient gehecht En hulp zij geboden. Gedenkt vooral dééz' evenmensch En toont hem uw erbarmen; Dat is de stil geuite wensch Van alle stille armen.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 20 april 1938
194 Een wintersche Paschen
Zoo plots zei de lente: "Ik wacht nog eens even." En zijn wij met Paschen Maar binnen gebleven. Er blies een Noord-Wester Zóó fel door den lande Dat je neus ervan bloosde En schraal zijn je handen. Ik droeg al zoo zeker Mijn nieuw C & A'tje, Maar voel nog de koude Die sneed door m'n baadje. Hoewel men met Paschen Met eieren goochelt, Heb ik de buurt met een Sneeuwbal bekogeld. Mijn tuin is bevroren, De ruiten gesprongen; Ze zijn door die steenen Van hagel doordrongen. Dit jaar was de Paschen, Zoo liegen de kranten, Nog kouder dan Kerstmis, Dat lijkt van geen kanten! Het leek onlangs zomer Al was het nog winter, Maar nu boort de lente Door je huid als een splinter. Er valt voor De Bilt-ers Geen peil op te trekken, Want Moeder Natuur zegt: "Ik laat me niet nekken!"
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 21 april 1938
195 Arme Jackie!
Toen Jackie nog een jochie was En aardig om te zien, Kon hij al zeggen: "Ja, ik ben Nog snotneus, maar verdien!" Die Jackie was een wonderkind, Door velen aangegaapt; Maar ondertusschen heeft het joch Grof geld bijeengeraapt. Men stroomde naar de bioscoop Want 't joch was favoriet, Dat nóg meer zoete filmkoek Dan thans een Shirley biedt. De ouders van het wonderjong, Niet dravend in galop, Die waren wijs en spaarden steeds Des zoons salaris op. Maar ook dat wonderkind werd groot, Ja, grooter dan het is, En over paard teveel getild, Dan loopt het meestal mis. Het jochie werd een echte blaag, Kreeg geen verstand van geld, Dat hem terecht uit wijs beleid Slechts klein werd neergeteld. Al had hij vier millioen verdiend, Zoo kwam het hem niet toe; Hij smeet ermee en zou al gauw Weer zitten zonder "soe". En opgezweept door wie-weet-wie Heeft hij toen "raad" gevraagd, Zoodat op order van den zoon De moeder werd gedaagd. Zoo groeide uit dit wonderkind Een zoon die diep brutaal Zijn moeder een proces aandoet, Een al te grof schandaal. Dit is geworden van het joch Dat zalen snott'ren deed, Maar realistisch is rond Dit jong, het moederleed.
Al krijgt hij toch zijn vier millioen Dan is hij nog niet rijk: Hij is zeer arm want hij heeft Zijn hart verpand aan 't slijk.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - maandag 25 april 1938
196 Drie in één!
Nog enk'le dagen en men wordt Weer "aangenaam" verrast Door het traditioneel biljet Waarop men wordt belast. Wanneer die lieve Meimaand komt Met zoete voorjaarslucht Dan neemt men weer een rijkspapier In ontvangst met een zucht. Zoo wordt de mooiste tijd van't jaar Gezellig ingeluid Met proza waarop poëzie Steeds ruw is afgestuit. Maar als men dan betalen wil Dan weet men niet waarheen: Er zijn hier drie kantoren voor Al is de opzet één! Want alle drie zijn ingesteld Ter lichting van je zak, Waarvan de inhoud wordt geschud In 's rijks (op)centenbak. En deze bak blijkt bodemloos, Men staat er steeds in't krijt; Je raakt er ook gegarandeerd Je zuurste centen kwijt. Nu komt er een centraal kantoor, Een algemeene pot, Geannonceerd als zoude dit Verlichten soms ons lot. Integendeel, het lot blijft zwaar, Je beurs (ook van Voici!...) Wordt wél verlicht - in één gebouw In plaats van eerst in drie!
Een "uitkomst" is dat men niet meer Door dit "verheugend" plan Van Pontius naar Pilatus hoeft, Maar récht naar Fiscus kan!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 30 april 1938
197 De Prinses-Moeder is jarig!
Heden wapp'ren weer de vlaggen, Klinkt het nationale lied, Is het alom in den lande Weer oranje wat men ziet. Ieder jaar op dezen datum Voelt eenieder die wél meent Zich met and'ren rond Oranje En ons Vorstenhuis vereend. Ieder jaar op dezen datum Is er vreugde in het land, Omdat ieder in den geest zich Met Oranje voelt verwant. Ons prinsesje is weer jarig, Ons geliefde Koningskind, Dat in alle goede harten Van ons land een plaatsje vindt. "Ons prinsesje is weer jarig", Zeggen wij te goeder trouw, Want Zij blijft voor ons "prinsesje" Ook al is Zij waarlijk Vrouw. Maar vandaag wordt Haar verjaardag Op bijzond're wijz' gesierd Door het feit dat voor het eerst Zij Deze dag als MOEDER viert. Eens was Zij een klein prinsesje, Toen studente, toen verloofd, En van bruid een echtgenoote, Nu een moeder, straks het Hoofd Van een staat en van het volk Dat Haar zoo genegen is En voor wie Haar moedertrots een Vreugde en een zegen is. Dit te weten en te vieren In een bloeiend lenteland En omringd door wie Haar lief zijn, Één door den Oranjeband, Maakt Haar taak als jonge moeder Van het prinselijke wicht En als draagster van tradities Schooner, rijker en verlicht. Moge Zij gelukkig blijven Én als moeder én als vrouw Door de stutse van een volk Eensgezind en immer trouw!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 14 mei 1938
198 Het olieplein
We hebben hier een prachtig plein, Voorzien van paaltjes Voor oefening van buschauffeurs In acrobatenstaaltjes. En over dit idyllisch plein Daar hobbelen de bussen; Zij zwaaien op de paaltjes toe En kunnen er nét tusschen. Die paaltjes staan mooi op 'n rij, Ze staan er heel gelaten Als sierden zij de graven van Gesneuvelde soldaten. Wanneer men op de bussen wacht Dan past het uit te kijken, Want anders komt men er niet in Maar ónder… bij de lijken! De bussen draaien in het rond Tot groot vermaak van kind'ren, Maar niet tot nut van vlot verkeer, Dat zij nogal eens hind'ren. En als het regent staat het plein Vol leuke, groote plassen, Zoodat de bus den wachtende Met douches komt verrassen. De bussen doen dat maar voor proef, Zoo grapte de directie, Maar ied're vreemdeling vermoedt Hier een verstandsinfectie. Die "proef" duurt al een heelen tijd (Men kan de proef wel proeven), Maar zou men ondertusschen nog Die paaltjesrij behoeven? Men wéét nu wel hoe bussen hier Steeds komen en vertrekken, Want ieder ziet het best aan al Die vieze olievlekken!
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant -woensdag 18 mei 1938
199 De chaos
Wij leven in een raren tijd Van schijn en tegenstelling; Wij glijden steeds maar dieper en In stroomlijn van de helling. De crisis duurt al negen jaar, Steeds grooter wordt d'ellende; De samenleving wordt allengs Een wereldgroote bende. Men loopt zich dood om voor een prik Aan werk te geraken En als men dat gevonden heeft Dan gaat men meestal staken. De loonen zijn er dan ook naar, Ze gaan steeds naar beneden, Terwijl het leven duurder wordt, De fiscus ons wil kneden. De politiek wordt meer en meer Een kwestie van de centen, Terwijl men niet meer debatteert Maar vecht met d'argumenten. Men slaat er op, men pikt maar in, Het recht is voor den sterke, Terwijl ze in Genève doen Alsof z'er niets van merken. En ondertusschen zijn er nog Die ons maar steeds vertellen, Dat Spanje een "modelstaat" is Geteisterd door "rebellen". Er is van alles veel te veel, Toch wordt gebrek geleden, Omdat te veel geregeld wordt, Te weinig wordt vermeden. Bezit van kapitaal is men Als misdaad gaan beschouwen, Alsof we allemáál maar op Een houtje moesten knauwen. Het meerendeel wil aan den slag, Met handen uit de mouwen, Maar vaak is het een hongerloon Waarvoor men hard moet sjouwen. De vrouw is te g'ëmancipeerd, Ontvlucht te veel de keuken; Zij geeft de maatschappij Een van de zwaarste deuken. De vrouw heeft veel te veel de plaats Der mannen ingenomen, Die wel op straat maar niet in de Fabrieken kunnen komen. Bewapening is algemeen De droeve leus geworden Om in te slaan wat er nog rest Van welvaart en van orde.
Zoo staat de wereld op haar kop, Zoo zal men haar ontwrichten, Omdat de mensch zich afwendt van Hem, Die haar eenmaal stichtte.
VOICI
Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 31 mei 1938
200 Bij een melkjubileum
Dezer dagen zal er feest zijn In een sympathiek bedrijf, Waar ik veel van heb genoten, En zoo graag een klant van blijf. Tilburg's groote melkinrichting, Deze goed-voor-elk fabriek, Viert haar zilv'ren jubileum; Och, wat klinkt dat manjefiek! Reeds sinds 25 jaren Hoort men 's morgens vroeg de stem Van den nieuwtjesman-met-melk, Afgezant der C.T.M. Vijf-en-twintig lange jaren Heeft de C.T.M. de stad Ied'ren dag voorzien van melk, Waar men zoo'n behoeft' aan had. In die vijf-en-twintig jaren Is het dit bedrijf gelukt Zich steeds grooter faam te geven Met een heilzaam prachtproduct. 't Is een mooie onderneming Om dit edel witte vocht Te verstrekken aan de menschheid, Die er zooveel baat bij kocht. 't Is voor iedereen onmisbaar, Zoo versterkend en gezond En het staat je ook zoo deeg'lijk Met een melkglas aan je mond. Menigeen zou frisscher denken, Beter zou de wereld zijn, Als men meer de melk nuttigt Dan den beker van venijn.
Zulk een zaak gun ik van harte De klandizie, ied'ren dag; En ik hoop dat ik met haar dan Lang gezond nog blijven mag!
VOICI
|
|
||||
|