INHOUD MAJOIE
CUBRA HOME

© 2017

Stichting Cultureel Brabant (CuBra)  & Ben van de Pol

John Majoie

Journalist

 

Onder redactie van Ben van de Pol

 

'Uit het land der Magyaren' - 8 reisverslagen van een rondreis in Hongarije

26 mei - 30 juni 1933

 


 

Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 26 mei 1933

 

 

Uit het land der Magyaren 1

 

De dankbaarheid der Hongaren jegens Nederland

 

(Van onzen eigen redacteur)

 

 

De Hongaar is een sterk gevoelsmensch. Men behoeft er niet lang mee om te gaan noch een groot psycholoog voor te zijn om dat op te merken. Op velerlei wijze pleegt een Hongaar uiting aan zijn gemoed te geven en wel het sterkst en meest opvallende in z'n origineele muziek, die voor buitenlanders steeds dezelfde lijkt, doch juist voor een landsman zoovele variaties heeft. Variaties, die dan ook alleen een geboren Hongaar kan begrijpen en aanvoelen. Het Hongaarsche volk is buitengewoon gevoelig voor een bewezen weldaad en zal niet nalaten om bij alle gelegenheden die zich voordoen zijn oprechte dankbaarheid op fijne wijze te uiten. Dit is een der schoone karaktereigenschappen, die wij dikwijls bij een ander volk missen.

Wanneer er ooit sprake is van dankbaarheid van een volk tegenover een ander volk, dan is dat wel tusschen Hongarije en Nederland. Het is bij een reis als Nederlander door Hongarije een voldoening overal te kunnen constateeren, dat men er nog lang niet vergeten is wat ons land voor de kinderen der Hongaren in de ellendige naoorlogsjaren gedaan heeft. Wanneer ooit een vreemdeling in Hongarije welkom is, dan is het wel de Nederlander als lid van een volk, dat van een wereldramp bespaard bleef en als dank daarvoor de schoonste der plichten, de naastenliefde, zich oplegde en de zorg op zich nam voor de toekomst van een land, dat het minste met den wereldoorlog te maken had en er het zwaarst voor gestraft werd. Door deze edelmoedigheid staat het Nederlandsche volk bij de Hongaren in hooge eere en het kan nog steeds verzekerd zijn van een warme sympathie, die uit den grond van het Hongaarsche hart komt.

 

Nederlanders in Hongarije

Dit alles is wel zeer sterk tot uiting gekomen bij de jongste reis, die op uitnoodiging der Hongaarsche autoriteiten een twintigtal Nederlandsche journalisten door Hongarije gemaakt heeft. Het was de eerste reis - tevens met een officieel karakter - die Nederlandsche journalisten gemaakt hebben door Hongarije na den oorlog en dientengevolge na de periode gedurende welke duizenden Hongaarsche kinderen naar Nederland zijn gekomen om hier te lande datgene te krijgen, wat zij op eigen grondgebied moesten ontberen. Het was bekend, dat deze "kinderactie" ons land in Midden- en Oost-Europa vele vrienden heeft bezorgd, doch men moet er geweest zijn en gesproken hebben met honderden ouders en jongemenschen, die als kinderen in Nederland geweest zijn, om eenigszins de dankbaarheid van volk tot volk te kunnen begrijpen. Hoewel wij persoonlijk, gezien onze leeftijd, indertijd niet hebben kunnen meedoen aan het uitstorten van weldadigheden over de hoofden der arme Hongaarsche kinderen, hebben wij - dikwijls zoo waar onder het wegslikken van iets dat in onze keel in den weg zat - de overstelpende dankbaarheidsbetuigingen aanvaard om ze thans over te dragen aan de geheele natie en in het bijzonder aan die personen naar wie de erkentelijkheid der Hongaren buiten en boven ons persoonlijk is uitgegaan.

 

De dank der autoriteiten

Bij elke even gastvrije ontvangst werd de verzekering gegeven van de vriendschappelijke gevoelens tegenover ons land. Het bezoek der Nederlandsche journalisten was in Hongarije reeds lang tevoren aangekondigd, hetgeen wel bleek uit de groote belangstelling en het enthousiasme, dat allerwege bestond. De eerste begroeting geschiedde reeds in den trein tusschen Weenen en Budapest kort na het passeeren der Hongaarsche grens… per radio. Tusschen de Czigane-muziek door klonk plotseling het welkom aan de Nederlandsche gasten, gepaard gaande met een huldebetuiging aan H.M. de Koningin en het geheele Nederlandsche volk. Deze huldebetuigingen hielden de geheele reis aan en bij elke officieele begroeting of bijeenkomst gaven sprekers hun uiting van dankbaarheid voor hetgeen hier voor Hongarije was gedaan. Zoo heeft men ook reeds kunnen lezen van de treffende demonstratie in het parlement te Budapest, toen een der afgevaardigden bij het verschijnen van het Nederlandsche gezelschap op de perstribune zijn begrootingsrede onderbrak, om warme woorden van hulde en dank jegens het Nederlandsche volk uit te spreken, gevolgd door een luid staand applaus van alle afgevaardigden. Deze demonstratie in een dergelijke omgeving mag men niet onderschatten en getuigt wel van de oprechte en ernstige gevoelens, die in Hongarije jegens ons land gekoesterd worden. Een ander belangrijk voorval van dezen aard was de audiëntie, die de Rijksbestuurder Horthy en zijn echtgenoote verleenden aan twee leden van ons gezelschap, dat toevallig eens met denzelfden trein als de Rijksbestuurder van een uitstapje naar Budapest terugkeerde. Ook Horthy gaf de verzekering, dat men in Hongarije de Nederlandsche edelmoedigheid nooit zou vergeten.

 

Een ontroerend onthaal

Een ontroerend onthaal wachtte den Nederlanders o.a. te Debrecen vanuit welke stad vroeger vele jongeren in ons land vertoefd hebben. Aan het station, dat door een politiemacht in gala-uniform was afgezet als verwachtte men de een of andere vorstelijke persoonlijkheid, sprak de burgemeester omringd door alle stedelijke autoriteiten ons een hartelijk welkom toe. In een der wachtlokalen van het station werd het gezelschap daarop door een groote groep Hongaarsche jongens en meisjes toegezongen met het "Wilhelmus". Een Hongaarsche jongedame hield daarop namens de jeugd van Debrecen in vlot Nederlandsch een in z'n eenvoud oprechte en treffende toespraak gedurende dewelke men in de achterste rijen de tot tranen bewogen ouders dezer dankbare kinderen kon opmerken. Op het stationsplein scheen de geheele stad te zijn samengeloopen en de dichte menigte hief een jubelend gejuich aan zoodra het met bloemen overladen gezelschap, in hetwelk men natuurlijk het geheele Nederlandsche volk wilde treffen, voor het stationsgebouw verscheen. Kreten van ouders en kinderen als "leve Holland" in zuiver Nederlandsche taal waren niet van de lucht. Het waren treffende momenten die wij hier hebben willen beschrijven om 'n staaltje te geven van de dankbaarheid, die aanhoudend in Hongarije tegenover de Nederlanders tot uiting komt. Te Debrecen bleek ook dat tal van hoogleeraren aan de universiteit aldaar - zooals trouwens ook te Budapest - in Nederland gestudeerd hebben. Zij spraken Nederlandsch en het verheugde hen hun gasten uit Nederland in hun moedertaal te kunnen begroeten.

 

Hun tweede vaderland

Er zijn duizenden andere jonge Hongaren die nog uitstekend Nederlandsch spreken en aanhoudend werden wij omringd door jongelui, die belangstellend informeerden naar hun Nederlandsche kennissen. "Hč, nee, toe, spreekt u alstublieft Nederlandsch", zeiden ze dan telkens wanneer wij in het Duitsch wilden antwoorden. Ze waren zoo echt blij weer eens onze taal te kunnen spreken tegen landgenooten van hun "ouders" in Nederland, waarover zij met eerbied spraken. De meesten staan ook altijd nog geregeld in briefwisseling met hun vroegere pleegouders en "broers en zusters" zooals wij het ze zelf dikwijls hoorden zeggen. "De Nederlanders zijn niet alleen onze vrienden, doch eerder onze broeders", zoo merkte ook meermalen een spreker bij een officieele begroeting op. In nagenoeg alle gemeenten van ons land zijn er Hongaarsche kinderen geweest en den Nederlandsche journalisten werd verzocht groeten over te brengen zoowel naar Amsterdam als naar Zierikzee of een plaats in Groningen. Deze jonge Hongaren zingen het "Wilhelmus" even goed als hun eigen prachtig volkslied en de meesten van hen zullen, wanneer zij er de gelegenheid toe krijgen, zeker niet nalaten hun tweede vaderland - Nederland - nog eens te bezoeken.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 27 mei 1933

 

 

Uit het land der Magyaren 2

 

Verrassingen die men eerst later begrijpt

 

(Van onzen eigen redacteur)

 

 

Men zal het zich kunnen voorstellen, dat een gezelschap journalisten, dat door autoriteiten en collega's van een bevriende mogendheid uitgenoodigd is gedurende twee weken een kijkje in het inviteerende land te komen nemen, niet voornemens is zich uitsluitend als een troepje opgejaagde touristen langs alle mogelijke gebouwen en andere bezienswaardigheden te laten draven. Zoo zijn wij, Nederlandsche journalisten, die Hongarije gingen bezoeken - niet ontdekken! - bijv. in Budapest niet alleen geweest in het Museum voor Schoone Kunsten, in het Parlementsgebouw en in andere dergelijke huizen, die men gewoonlijk via trappen en tusschen kolommen door betreedt, doch hebben gelukkig - waar het zeker om te doen was - ook ruimschoots de gelegenheid gehad met het volk iets meer dan oppervlakkig kennis te maken.

In dien korten tijd hebben wij het Hongaarsche volk in verschillende zelfs verrassende momenten meegemaakt. Wij hebben verwonderd gestaan over de schrille tegenstellingen en dikwijls over 't glanzende uiterlijk, dat later slechts een vernisje bleek over het doffe innerlijk. Hij, die voor het eerst in Hongarije komt, zal aanvankelijk dikwijls verrast worden en eerst later begrijpen. Zoo waren wij verrast aan de Hongaarsche grens niet alleen ontvangen te worden door een collega, die ons alvast bij de eerste voetstap op Hongaarschen bodem wilde begroeten, doch ook door een vertegenwoordiger der "Revisionsliga", de grootste en voornaamste politieke organisatie in Hongarije. Wij zouden dus niet alleen de gasten zijn van "autoriteiten en collega's, die het verlangen hadden tegenover de Nederlandsche pers uiting te geven aan de sympathie jegens het Nederlandsche volk", zooals het ons officieel was aangediend, doch ook van een over geheel Hongarije tot in de diepste hoeken vertakte organisatie, die strijdt voor de herziening van het voor Hongarije zoo onrechtvaardige Verdrag van Trianon. Het heeft echter niet lang geduurd, vóórdat wij ons met deze onverwachte en aanvankelijk wel wat eigenaardig aandoende aanvulling van het "comité van ontvangst" verzoend hadden. Het was weer een dier verrassingen, die we eerst later, toen we wat intiemer kennis hadden gemaakt, hebben begrepen. En ongetwijfeld, wanneer we de Revisionsliga niet ontmoet hadden, dan hadden wij niet gevat, wat er op het oogenblik in het Hongaarsche volk leeft, wat er diep ingeworteld zit, en wat er in omgaat. Zoo hebben zij ons hun land laten zien zooals hun bijna onvergelijkelijke vaderlandsliefde het hun ingaf, een vaderlandsliefde waarvan wij later nog treffende staaltjes hopen te vertellen.

 

Buda en Pest

Budapest, de hoofdstad van het land van Czardas en Paprika! Gesplitst door de Donau in Buda en Pest. Vier groote bruggen verbinden de beide stadsdeelen, waarvan Buda het oudste en het rijkste aan historie, schilderachtig tegen de heuvels langs de Donau ligt opgebouwd. Boven alles domineerend staat de imposante Koninklijke Burcht met z'n geweldige zalen en gangen, die nu niet bewoond en den vreemdeling als een bezienswaardigheid getoond worden. Wanneer hier weer een vorst komt te wonen, maakt momenteel niet meer de eerste landskwestie uit. Er zijn voorloopig andere en ernstiger zorgen hoewel het "koninkrijk" voor de Hongaren nog steeds bestaat en de ontbrekende vorst slechts vervangen wordt niet door 'n "president der republiek", doch door een "Rijksbestuurder". Het oude Buda, rijk aan kolossale gebouwen, die vroeger een groote, historische rol hebben gespeeld, is eigenlijk de bron van waaruit het duizendjarige rijk der Magyaren met z'n roemrijke geschiedenis ontsproten is. De voornaamheid der oude straten en pleinen van Buda herinneren aan Duitsche vorstensteden. De vredige rust rond de Koninklijke Burcht wordt door geen stadslawaai verstoord en 's middags wanneer ook de omgevende departementen ontruimd zijn dan schijnt deze historische plek te droomen van vervlogen tijden en van het einde der door de Habsburgers hier ten toon gespreide praal en pracht.

Uit een breede verkeerstunnel, gegraven onder het gebergte, waarop de Citadel, de beroemde Kroningskerk en de oude Burcht met z'n statige bijgebouwen rusten, belandt men via de groote kettingbrug over de Donau plotseling in het geroezemoes van het van Buda zoo fel contrasteerende Pest. Hier leeft de grootstad, die in niets verschilt met andere wereldsteden: ruime pleinen en fraaie winkelstraten, een druk verkeer en geagiteerd geloop, taxi's en trams, karren en luxe auto's, elegant gekleede vrouwen en officieren in schitterende uniformen, werklieden en bedelaars. Alles en allen met een eigen doel of zonder doel, maar op hun eigen. En als het avond wordt, dan is dit alles sprookjesachtig verlicht als uit "Duizend en één nacht" en gaat er nog grootere bekoring uit van deze stad en z'n bevolking.

 

Het volk met temperament

In lange dagen en korte nachten hebben wij in deze stad met de typische Hongaren verkeerd. We hebben met hen geschertst en ernstig gesproken, aangehoord hun lusten en lasten, waarbij echter ook hier de laatste overwegend zijn, hoewel men dat op het eerste gezicht niet zou zeggen. Toch is er bittere armoede en er heerscht groote nood. En ze steken het niet onder stoelen en banken, de stille armen, dat ze diep in hun Hongaarsche ziel bloeden. Naar buiten laten ze 't niet merken, maar als men intiemer met hen kan spreken, dan hoort men pas, dat het niet alles goud is wat er blinkt. Maar een Hongaar, hoe luchthartig ook, heeft een onverwoestbaar geloof en vertrouwen en… temperament. Dat doet hem de lasten licht dragen en de zorgen op gepaste oogenblikken vergeten. Als hij eerst starend, in droeve vooruitzichten misschien, heeft zitten luisteren naar de melancholieke wiegelende tonen der Czigane-kapel, kan hij plotseling bij de onverwacht zwellende muziek opspringen en een Czardas dansen in uitbundige vroolijkheid, veroorzaakt door de onafscheidelijke Tokayer. Zoo kon zich zelfs een oud-minister aan het slot van een ter onzer eere gearrangeerden feestavond niet meer bedwingen. Hij vergat z'n heele omgeving en de zware zestiger met z'n fonkelende oogen en z'n Tartaren-gestel danste midden op de vloer met een der dames 'n woeste Czardas!

Zoo zijn de Hongaren! Ze zitten niet te kniezen en te jeremieeren, wat ook weer niet wil zeggen, dat ze overal maar even luchthartig overheen dansen, doch ze kennen het "Mensch durf te leven!" Als een Hongaar 10 pengö heeft gekregen dan loopt hij niet zoo hard hij kan naar huis om het geld in een kous weg te stoppen en op te potten om er naar te kijken wanneer hij op sterven ligt, maar dan trekt-ie z'n smoking en z'n beste pakje aan en gaat met vrouw en kinderen naar de cinema of naar een gezellig café. Zoo begrijpt men ook, dat men naast de stille armoede en de zware strijd om het bestaan, waarvan de Hongaar je in ernstige oogenblikken vertelt, zulke druk bezette caféterrassen en stampvolle theaters aantreft. Dan kan men zich voorstellen, dat er bijv. een "Café New York" is, dat dag en nacht geopend is en reeds sedert 38 jaren niet gesloten is geweest. En wij, koude Noorderlingen, komen in bewondering voor de voortreffelijke zwier, waarmede de Hongaar zich door de golven van kommer en zorgen slaat. "Mensch, durf te leven!"

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 1 juni 1933

 

 

Uit het land der Magyaren 3

 

De Revisionskwestie in Hongarije

 

(Van onzen eigen redacteur)

 

 

     Ik geloof aan één God.

     Ik geloof aan één Vaderland.

     Ik geloof aan een eeuwige rechtvaardigheid.

     Ik geloof aan Hongarije's wederopstanding.

     Amen.

 

Zoo luidt het Credo der Hongaren. Dit leest men in trams, in café's, in wachtlokalen, in theaters, op straat, kortom overal in Hongarije. Het getuigt van het krachtig geloof van dit volk en van het vertrouwen op betere tijden. "Ik geloof aan een eeuwige rechtvaardigheid en aan Hongarije's wederopstanding" doelt op herziening van het Verdrag van Trianon, waarbij aan Hongarije 232.578 km2 (71.5 pct.) van het grondgebied ontnomen werd en toegewezen aan vier omringende landen. Dat deze onrechtvaardigheid hersteld moet worden, daar is iedere Hongaar van den oudsten tot den jongsten en van den rijksten tot den armsten vast van overtuigd. Het is wonderbaarlijk mee te maken hoe diep in alle lagen van dit volk het streven naar herziening van 't Trianon-verdrag zit ingeworteld. Om dit goed te begrijpen eerst echter iets over het op 4 Juni 1920 bezegelde Verdrag van Trianon, dat de levensader van Hongarije doorsneed.

Dit land moest toen een vrede sluiten, waarbij, zoals boven reeds gezegd, 232.578 km2 van een gebied van 325.411 km2 afgesneden werd, terwijl men bij het zelfbeschikkingsrecht der volkeren 13.279.516 van de 20.886.486 bewoners tot andere naties deed overgaan. De voornaamste delfstoffen werden hierdoor aan het land ontnomen en in veel ander opzicht is het Hongarije onmogelijk gemaakt een gezond economisch leven te kunnen voeren. Het is den Hongaren natuurlijk volkomen gewettigd met elk vreedzaam middel een herziening van dit verdrag uit te lokken. Elke Hongaar zonder uitzondering is er dan ook diep van doordrongen, dat onmogelijk in den vrede van Trianon berust kan worden. De Revisionsliga is de reeds eerder genoemde over het geheele land vertakte politieke organisatie, die zich langs officieelen weg namens het geheele volk er voor gespannen heeft om herziening van Trianon te verkrijgen. De strijd om deze herziening is echter een vreedzame strijd. Niet met wapengeweld, doch door propaganda en uitsluitend door woord en geschrift wil men dit doel bereiken. Uit het hierboven aangehaalde Hongaarsche Credo blijkt ook wel de vreedzame bedoeling. Vooral tegenover den vreemdeling zal men niet nalaten op min of meer uitvoerige wijze de nadeelen van het Trianon-verdrag aan te toonen en zoo is er tot ons geen enkele toespraak gehouden, waarin het woord "Trianon" niet voorkwam. Het aantal geschriften over "de ten hemel schreiende onrechtvaardigheid", en de nadeelige economische gevolgen van 't Verdrag van Trianon is legio.

Wij kregen een interessante brochure in handen, gedrukt in alle mogelijke talen, waarin uitvoerig de onrechtvaardigheid van het Trianon-verdrag wordt uiteengezet. Van elk land, tot zelfs Japan toe, wordt een geteekend voorbeeld gegeven om aan te toonen wat er van elk land zou overblijven, indien men ook daarop eens Trianon zou toepassen. Het is eigenlijk wel enigszins vermakelijk wanneer men uitgeteekend ziet, wat er dan met ons land gebeurd zou zijn. Volgens die teekening wordt verondersteld, dat geheel Zeeland en de kuststrooken van Zuid- en Noord-Holland met Vlissingen, Rotterdam, Den Haag, Haarlem en Den Helder aan Engeland werden toegewezen. De provincies Friesland en Groningen gaan aan Denemarken. Alles wat er onder zit tot en met Zwolle en Arnhem kwam aan Duitschland, terwijl het geheele beneden-Moerdijksche aan "Groot-België" werd toegedacht. Dan bleef er niets over dan de hoofdstad met de provincie Utrecht en de overgebleven deelen van Zuid-Holland en Gelderland. Onder dit kaartje van het verminkte Nederland staat te lezen: "Hollanders! Moogt u jullie daarin schikken, wanneer uw land zoo zou verminkt worden? In Trianon hebben zij Hongarije met een zulke 'vrede' neergesmeten!"

Zoo leeft in het geheele volk van Hongarije dit streven naar "Revision", van geleerden en industrieelen tot den eenvoudigsten mensch. Wij hebben hoogleeraren van de Budapester universiteit een juridische uiteenzetting hooren geven, een groot-industrieel zijn economische nood hooren klagen. De schoenenpoetser van ons hotel heeft ons hartstochtelijke verhalen gedaan over zijn familie, die onder vreemd juk is gekomen en die nog niet eens vrij zou zijn om geregeld de in het overgebleven Hongarije wonende verwanten te bezoeken. Zelfs het luchtige barmeisje geraakte in vuur, wanneer zij in opstand kwam tegen de onrechtvaardigheid van Trianon. In de bioscoop begint elke voorstelling met het bekende Credo en een kaartje van het verminkte Hongarije. Tot in de ééne ondergrondsche trambaan van Budapest valt in de wagens het oog direct op een plaat, waarop te lezen staat "Gerechtigheid voor de Hongaren". De herzieningsstrijd gaat niet zoozeer om de algeheele terugwinning van de verloren gebieden als wel eerder om herstel van het economisch verkeer tusschen de afgescheiden streken en 't nog bestaande zuivere Hongarije. Het is der Hongaren zuiverste recht natuurlijk om voor datgene op te komen, wat zij in het belang van het vaderland achten. Hoever dit recht echter gaan kan en of er ook niet met andere factoren en vroegere toestanden rekening gehouden moet worden, is een andere kwestie, een juridische aangelegenheid, waarover nog boekdeelen zijn te schrijven en urenlang te debatteeren is.

Doch in dit alles kunnen wij ons hier niet verdiepen en wij hebben ook slechts enkele voorbeelden willen aanhalen om aan te toonen wat er in dit volk leeft en hoe er over het Verdrag van Trianon, dat buiten Hongarije weer geheel anders bekeken kan worden, gedacht wordt. Maar het is alleszins begrijpelijk, dat de warm-voelende en diep-vaderlandschlievende Hongaren, behoorend tot een echt aristocratisch volk, zich slechts wrokkend bij den nieuwen stand van zaken hebben neergelegd en naar alle kanten uitzien om bondgenooten in den strijd tegen Trianon te vinden. In de gebieden, die thans aan Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, Rumenië en Jugoslavië zijn toegewezen, woonden weliswaar niet uitsluitend Hongaren, doch - Hongarije is altijd het land der vele nationaliteiten geweest - ook Tsjechen, Slowaken, Rumenen, Serviërs, Duitschers enz., die dus gemakkelijker bij hun oorspronkelijk land zijn terug te brengen. Men moet echter niet uit het oog verliezen, dat de streken, waarin deze minderheden onder Hongarije leefden, door dit land ontstaan of groot geworden en tot bloei gebracht zijn. Daar is het ook juist vooral, waar men in Hongarije thans over tobt. Het economisch verkeer met deze door Hongarije tot bloei gebrachte gebieden is zoo goed als lam gelegd, waardoor het land van de zelf aangelegde kostbaarste bronnen van inkomsten en welvaart is beroofd. Het agrarisch productievermogen - het voornaamste in Hongarije, dat overwegend landbouwstaat is - is tot ongeveer 30 en de veeteelt tot ongeveer 25 pct. gedaald. Al de zoutmijnen heeft men aan Tsjecho-Slowakije en Rumenië moeten afstaan; de industrieele productiecapaciteit werd tot de helft gereduceerd; de scheepvaart en de goud- en zilverproductie werden totaal vernietigd. Zoo kan men wel eenigszins het fanatisme begrijpen, waarmede elke Hongaar in woord en geschrift kampt voor een herstel der grenzen, althans zoodanig dat er handel-met-vooruitzichten gedreven kan worden. Gelukkig echter voor de toch steeds in Midden-Europa bedreigde vrede wordt deze strijd gestreden onder de leuze van een Credo, waarin niet tot geweld wordt aangespoord, doch waaruit slechts het groote geloof en het nog grooter vertrouwen van het edele volk der Magyaren spreekt.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 3 juni 1933

 

 

Uit het land der Magyaren 4

 

De gevaarlijke zijde van het Hongaarsche Herzieningsvraagstuk

 

(Van onzen eigen redacteur)

 

 

In ons vorig artikel hebben wij onze indrukken weergegeven over het diep ingewortelde nationaliteitsbesef der Hongaren, waarover nog wel het een en ander te zeggen valt. Er zijn zeker maar weinig natiën, die zoo vaderlandslievend zijn als de Hongaarsche natie, die een volksleven heeft, dat meer dan duizend jaren teruggrijpt. Het warme bloed der roemrijke voorvaderen, die als veroveraars de ene streek na de andere binnenvielen, stroomt nog door de aderen van dit levendig volk, dat de vele rampen op waarlijk bewonderenswaardige wijze heeft gedragen en nog draagt. Nadat het land verknipt is, zijn de bewoners op het overgelaten gedeelte verarmd; ze gaan gebukt onder een zwaren last van schulden en schadevergoedingen; ze zijn ontwapend en zijn omringd door loerende vijanden en toch blijft hun nek ongebogen en blijven ze vastbesloten het hun aangedane onrecht te herstellen. Wij hebben er reeds op gewezen, hoe van de hoogste tot de laagste klasse de Hongaren 't over dit ééne eens zijn: 't Verdrag van Trianon moet herzien worden! "Nem! Nem! Schar!" (Neen, neen, nooit!) leest men op de kaarten die men overal ziet hangen en waarop Hongarije voor en na den oorlog geteekend is.

Hoe vurig van aard ook, zijn het nog verstandige menschen, die met de tegenwoordige regeerders begrijpen, dat met geweld niets is te bereiken. Toch hoorden wij te Debrecen een spreker aan, een professor nog wel, die verklaarde, dat als de revisie niet zonder geweld te bereiken viel, dan maar mét geweld op den duur getracht moest worden het doel te verwezenlijken. Dat was eigenlijk een dissonant in de tonen, die wij tot dusver gehoord hadden, doch later vernamen wij hier met 'n vertegenwoordiger van een uiterst-nationalistische strooming te doen te hebben, een beweging - ongeveer naar Hitleriaansche ideeën ook hier! - echter die den aanhang van de verstandig denkende natie niet heeft. Er zijn er in Hongarije voorloopig gelukkig slechts weinigen, die zoo denken. Niettemin constateerden wij nogal eens een bittere stemming niet zoozeer over een toestand, waarbij ze zich op den duur toch niet zullen kunnen blijven neerleggen, zooals wij ze zelf meer dan eens hebben hooren vertellen, als wel over de behandeling der onder vreemde overheersching zuchtende stamgenooten. Vooral in Jugoslavië en Rumenië schijnen de Magyaren zeer slecht behandeld te worden. Men deed ons hierover verschillende verhalen, die wij hier niet alle willen neerschrijven, omdat wij niet de gelegenheid hadden datgene, wat ons zoo nu en dan eigenlijk wel een beetje overdreven voorkwam, naar waarheid te controleeren.

In ieder geval zijn dat gevaarlijke dingen. Dergelijke verhalen - vanzelf een beetje aangedikt - doen natuurlijk ook de ronde onder de Hongaren zelf en zijn geenszins bevorderlijk voor het instandhouden van vreedzame gedachten over revisie. Zoo gevoelig een Hongaar is voor een hem bewezen weldaad, zoo verbitterd kan hij zijn over hem aangedaan onrecht. Dat wil nog niet direct zeggen, dat hierin nieuw oorlogsgevaar schuilt - wat zou trouwens dit land voorlopig willen aanvangen met de schaduw slechts van een leger, omringd door tot de tanden gewapende nabuurstaten? - maar men kan zich wel voorstellen, zeker waar dit alles zoo dicht bij den Balkan ligt, wat er kan groeien uit dezen "vicieuzen cirkel" van haat en nijd. Er bestaat in deze licht ontvlambare streek ongetwijfeld een onbevredigende toestand, die momenteel nog weinig teekenen van verbetering te zien geeft.

 

Nog een donkere zijde

Bij dit al komt nog de minder rooskleurige toestand in het land zelf. In ons tweede artikel hebben wij er al in 't kort op gewezen, dat het ook vooral in Hongarije allemaal geen goud is wat er blinkt. En al weet de Hongaar zich er nogal vrij goed doorheen te slaan, luchthartig als hij is, op zekere momenten komt hij toch voor de doodnuchtere harde feiten te staan, die hij met een Czardas en Tokayer niet wegwischt. Er zijn er helaas velen, die dan den moed verliezen en hun "redding" zoeken in den dood. Wat zelfmoorden betreft, staat Hongarije aan de spits. Hun aantal is zoo schrikbarend groot, dat "gewone" zelfmoorden niet eens meer in de pers vermeld worden en alleen nog maar door de openbare macht geregistreerd worden. Op een avond deed een Budapester die het weten kon, ons daarvan angstwekkende verhalen. Den volgenden morgen sloegen wij een willekeurig ochtendblad open en vonden daar al aanstonds vier droevige relazen van vier verschillende personen, die den vorigen dag tot een wanhopige daad waren overgegaan… Het is zelfs zoo sterk, dat er politieposten aan den Donau moesten worden uitgezet. Er gaat bijna geen dag voorbij, dat men uit deze rivier een lijk ophaalt… De matelooze ellende heeft vele anderen tot de misdaad gebracht. Niet door lichtzinnigheid of zondige neigingen, doch gedreven door de ellende worden vele middenstanders misdadigers.

Of dit alles op rekening van Trianon geschreven mag worden, lijkt ons een gewaagde veronderstelling, maar in ieder geval is het zeker, dat de verbrokkeling van het land honderdduizenden broodwinners ten gronde heeft gericht. Bijna tweederden der bevolking leidt een leven, zoo primitief, als men dat bijna nog maar alleen zou vinden bij volken zonder beschaving. Het aantal bedelaars is verschrikkelijk groot. De staat heel veel ambtenaren in dienst - op de ministeries grenst 't voor een buitenstaander aan het bespottelijke - maar dit aantal is alleen zoo groot, omdat anders duizenden uit den ontwikkelden middenstand verhongeren of tot misdaad zullen vervallen. Wat moet er ánders van zulke menschen worden? Ambtenaren hebben salarissen, welke dien naam in het geheel niet verdienen. Zoo zijn er ontzaglijk velen, die nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden. Wij spraken te Debrecen een professor aan de universiteit aldaar, een der meest vooraanstaande geleerden van Hongarije. De man had een inkomen zooals ongeveer bij ons een tramconducteur. Zoo is het met alle tractementen van rechters, beambten, leerkrachten, enz. De hoofdinspecteur van politie van de stad Szegedin (110.000 inwoners) verdient evenveel als een gewone gemeenteveldwachter in ons land. Over de arbeidsloonen zullen we maar heelemaal niet praten. Naar verhouding van bovenstaande kan men het zich wel voorstellen hoe treurig het daarmee gesteld zal zijn. De landbouw en de handel worden door den zwaren belastingdruk geknakt en schreien om hulp. De regeering wordt natuurlijk verantwoordelijk gesteld voor den ondraaglijken economischen toestand, maar zij kan er ook weinig aan doen en nergens kan zij leeningen sluiten om den landbouw bijv., het voornaamste in Hongarije, te ondersteunen. Zóó staat Hongarije er voor!...

 

Iets over het godsdienstig leven

Bekend genoeg is het van Hongarije, dat het een geloovig land is. Het katholieke geloof maakt er van alle belijdenissen het grootste percentage (ruim 60 pct.) uit. Dan volgt het calvinisme (25 pct. bijna, en vooral het meest in Oostelijk Hongarije met Debrecen als bolwerk). Het katholicisme is vooral sterk onder de arbeiders in de kolenmijnen (ruim 70 pct.), in de nijverheid ongeveer 60 pct. en in den handel ongeveer 40 pct. De rest nemen in deze laatste categorie de Joden bijna geheel voor hun rekening. Het landbouwvolk is voor ruim 65 pct. katholiek. Hoewel het katholicisme in Hongarije dus de volstrekte meerderheid uitmaakt, kan men nu niet zoo direct den indruk krijgen, dat er ook - om 't maar eens gewoon uit te drukken - zooveel aan gedaan wordt.

Op Zondag Mishooren als 't te pas komt en voor de rest gelooven ze het wel. Als de nood aan den man is, bidden ze de beelden van heiligen, beschermers van een of andere ziekte, als 't ware van den muur, maar om elken Zondag naar de kerk te gaan?... Dat kennen ze blijkbaar in deze streken niet en nog minder hoe Zuidelijker men komt. Alleen rond het calvinistische Debrecen treft men degelijker katholieken aan, omdat zij strijd kennen. Zij moeten daar strijd voeren, vooral aan de universiteit, om hun positie te handhaven. Het zou echter goed zijn, dat alle Hongaarsche katholieken in het geheele land zoo waren, want zij moeten blijven waken zoo lang zij een calvinistische Rijksbestuurder en een minister-president (Gömbös) hebben, welke laatste er vooral op uit is de baantjes zooveel mogelijk aan calvinisten te gunnen. Ook de katholieke pers staat verre van stevig in Hongarije. De Katholieke Actie kan hier nog veel doen, al was het alleen maar allereerst om den teruggang in percentage van de laatste tien jaren terug te winnen.

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 14 juni 1933

 

 

Uit het land der Magyaren 5

 

Szegedin, de stad met een rampzalig verleden

 

(Van onzen eigen redacteur)

 

 

Vier uur sporen van Budapest ligt op deze na de grootste stad van Hongarije: Szegedin met ongeveer 130.000 inwoners. Aan de stad zelf, overigens rijk aan zeer fraaie gebouwen, zou men het niet zeggen en wandelende door de straten van deze plaats, die zulk een interessante historie heeft, krijgt men al evenmin den indruk, dat Széged, zooals de naam kortweg in het Hongaarsch luidt, meer dan honderdduizend inwoners telt. Deze stad is al even oud als Hongarije zelf en kan dus op duizend jaren terugblikken. Dat er in zoovele jaren heel wat kan gebeuren, bewijst ook wel de geschiedenis dezer stad, die er alle mogelijke nare dingen van verhaalt.

In de 15e eeuw hebben de Tartaren deze stad bezet; in de volgende eeuw overrompelden de Turken Szegedin, terwijl in de 17e eeuw de stad veel geleden heeft van 'n burgeroorlog. Het ergste kwam echter pas in 1712 toen er een groote overstrooming plaatsvond van de Teiss, de rivier die langs de stad loopt. De heele stad werd vernield en er bleef geen huis staan. Alles werd echter weer opgebouwd en toen er goed en wel nieuwe welvaart heerschte, kwam in 1879 de grootste ramp: de Teiss zwol weer op, doorbrak ten Noorden van de stad den grooten dijk en opnieuw werd de bloeiende stad op een paar honderd huizen na verwoest, terwijl 150 menschen omkwamen. De vroegere bewoners van Szegedin hebben echter steeds blijk gegeven van een geweldige dosis doorzettingsvermogen en met nieuwen moed, gesterkt door de vele beproevingen, hebben zij de stad opgebouwd. Zij hebben toen echter rekening gehouden met de rare bokkesprongen van de gevaarlijke rivier en de stad omringd door een hoogen walmuur, die het jaarlijks overstroomende water tegenhoudt. In denzelfden tijd bouwde Eifel, de schepper van den beroemden gelijknamigen Parijschen toren, een indrukwekkende ijzeren brug over de Teiss.

In 1918, toen deze stad in de branding van den wereldoorlog lag, kwamen de Franschen nog eens om Szegedin te bezetten en tot slot van de rampzalige geschiedenis werd het Verdrag van Trianon uitgevonden, dat Szegedin plotseling tot grensstad maakte. Handel, industrie en nijverheid hebben hierdoor een gevoelige knak gekregen. Op slechts enkele kilometers afstand werd de Jugoslavische grens getrokken en alle economisch en commercieel verkeer met het afgescheiden gebied werd verbroken. Zoo is Szegedin opnieuw een doodsche stad geworden, waarvan men daarom, zooals boven reeds opgemerkt, heelemaal niet zou denken, dat er 130.000 menschen in wonen. Wij moeten er echter bij vertellen, dat er bijv. in een bepaalde richting huizen staan, die 80 km van het centrum dezer stad verwijderd liggen en toch onder de gemeente Szegedin hooren!

Maar toch heeft de eigenlijke stad nog ruim 90.000 inwoners, al haalt zij het daardoor nog lang niet in aanzien bij het in aantal te vergelijken Eindhoven. Er drukt iets op deze stad, men voelt, dat er hier veel kapot geslagen is en dat er niet datgene vanuit kan gaan, wat eigenlijk behoorde. Op een avondwandeling langs den oever van de Teiss, die nu vredig voortstroomde doch dikwijls zoo woest kan spoken, deed ons de commissaris van politie weinig opwekkende verhalen over den huidigen toestand van deze geknakte stad. Vroeger heerschte er een opgewekt leven en druk verkeer. Er kwamen vijf treinen in het uur binnen, thans weinig meer per dag. Vroeger lag de stad 150 km van de grens verwijderd, thans nog slechts zes. Trots de grootsch aangelegde walmuur heeft men nu 's winters nog aanhoudend overlast van het water van de Teiss, omdat men hoogerop in Tsjecho-Slowakije de rivier niet aan banden houdt en den stroom zoo regelt, dat alle overlast steeds juist bij Szegedin begint los te bulderen.

Van eenige opvallend prachtige gebouwen in deze stad willen wij melding maken en moeten dan allereerst noemen de groote zg. roomsch-katholieke votiefkerk, een in romaanschen stijl opgetrokken gebouw, een kunstwerk, waarvoor iedere vreemdeling verstomd zal staan kijken. Deze kerk, die als 't ware van buiten al even mooi is als van binnen, is gebouwd door de bewoners van de stad zelf, want zij hebben alle onkosten zelf opgebracht in 1879 na de overstroomingsramp, toen zij de gelofte aflegden den Heer een prachtvollen tempel te zullen oprichten, indien het zou gelukken de stad weer op te bouwen. Dit is gelukt en nu staat er een kunstwerk, dat bijna een millioen gulden gekost heeft! Aan weerszijden van den monumentalen ingang, waarboven een groote mozaďeke voorstelling van de 12 Apostelen, staan twee torens van ieder 93 meter hoogte tot de toppen van steen opgetrokken. De pracht en rijkdom van het interieur, dat o.a. op één na het grootste orgel van Europa bergt, zijn niet met de pen te beschrijven.

Voor deze kerk strekt zich een groot plein uit, dat aan de drie overblijvende zijden omgeven is door galerijen, waarachter zich de universiteitsgebouwen uitstrekken. Het geheel doet denken aan het Binnenhof van Den Haag. Dit opvallend fraaie stadsbeeld in het centrum van Szegedin - als 't ware een oase in de woestijn - getuigt wel van een trots alle rampen behouden gebleven energie en ondernemingslust der bevolking van deze stad, die al zooveel verschrikkelijke dingen heeft meegemaakt en toch telkens weer opnieuw krachtig aanpakt. Men krijgt er zoo ook den indruk, dat deze stad zich ook door den nieuwen tegenspoed (van na den oorlog) dapper zal heenslaan.

 

Bezoek aan een "belangrijk strategisch" punt aan de Hongaarsch-Jugoslavische grens

Gedurende ons verblijf te Szegedin hebben wij een uitstapje gemaakt naar een op 40 km afstand gelegen bepaald punt van de Jugoslavische grens, waar "interessante bijzonderheden" te vinden zouden zijn. Vroeg in den morgen rukten wij met twee autobussen uit. Aan den rand van de stad was het juist maandmarkt. Daarheen komt de geheele landbouwende bevolking tot op verren afstand van de stad toegereden op lichte vierwielige door magere paarden getrokken karretjes, waarop de oogst van wijn, groente en niet te vergeten de beroemde paprika zijn geladen. Hier is 't dan een bonte mengeling van de typisch uitgedoste Hongaarsche boeren met hun ronde hoedjes, zooals onze Zeeuwsche visschers dragen, en hun breede lange veelkleurige en kunstig afgewerkte mantels, die meestal van binnen met schapenvacht gevoerd zijn. Een eindeloozen stoet van deze volgeladen karretjes, die zich naar de stad spoedden, kwamen wij tegen. Op deze excursie maakten wij nog kennis met een zeer verdienstelijke maatregel ter bevordering van 't onderwijs aan de jeugdige plattelandsbevolking. Wij passeerden nl. enkele in vriendelijken en frisschen stijl opgetrokken kleine schoolgebouwen, zooals die er op het platteland van Hongarije tot dusver reeds bijna 500 gesticht zijn door den Onderwijsminister, graaf Klebelsberg, naar wien deze scholen ook genoemd zijn. Deze ook van binnen zeer keurig afgewerkte scholen zijn op slechts 5 km van elkander gebouwd, zoodat de kinderen der landbouwersgezinnen nooit uren behoeven te loopen om de inrichting te bereiken waar zij zich kunnen ontwikkelen.

Halverwege ons doel stapten wij over in een "extra-tram", bestaande uit een koffiemolentje met twee prae-historische wagens, die ons over een smalspoor, dat het rijpende veld doorkruiste, naar een Hongaarsche grensvoorpost bracht. Daar wachtte ons een romantische verrassing in den vorm van een 15-tal "Kotchis", de reeds boven omschreven origineele Hongaarsche boerenwagentjes, die ons over landelijke zandwegen verder naar de "Trianon-grens" zouden transporteeren. Het was een lange stoet, die dwars door het groene land, waar de rijpende korenaren ons stonden toe te wuiven, optrok naar een grensplek, die in het Verdrag van Trianon uitvoerig beschreven staat als een strategisch punt van de hoogste belangrijkheid. Vele boerderijen, die in hun eenvoud verspreid scherp afstaken bij de enkele in deze streek verspreid liggende groote stoeterijen, passeerden wij. Vrouwen en kinderen kwamen bij het voorbijrijden van den vreemdsoortigen optocht nieuwsgierig naar buiten geloopen en groetten ons soms met den in deze streken gebruikelijken groet "Geloofd zij Jezus Christus".

Na een ritje van een half uur op de zindelijk met stroo afgedekte wagentjes, waarvan de dunne wielen, gezien hun tengere afmetingen, van een onbegrijpelijke stevige constructie getuigden en waarvan de zittingen van veeren voorzien zijn, zoodat men niet zoo door elkaar gerammeld wordt gelijk op onze Brabantsche boerenkarren, hielden wij halt. Wij waren aan de Jugoslavische grens gearriveerd. Uit een wit gekalkt gebouw, dat een oude boerderij geweest moet zijn en achter dicht bebladerde boomen verscholen lag, kwamen twee Hongaarsche schildwachten met het geweer-met-bajonet op den schouder te voorschijn getreden. Zij brachten hun saluut aan een onzer leiders, een kapitein van de Hongaarsch-Jugoslavische grenswacht, een gemoedelijke kleine man in een keurig uniform.

 

Het kanaal, dat een greppel bleek

"En hier, mijne dames en heeren, bevindt u zich aan de grens tusschen Hongarije en Jugoslavië. Daar ginds ziet u het Jugoslavische grensgebouw naar de Hongaarsche zijde omgeven door een betonnen gedeeltelijk ondergrondschen mitrailleurpost, terwijl u hier tevens staat voor het voor oorlogsschepen bevaarbare kanaal, zooals het in het o.a. door groote staatsmannen als Wilson en Clemenceau onderteekende Verdrag van Trianon omschreven staat." Inderdaad zagen wij op een paar honderd meters afstand midden in het veld een wit gebouw met een uitkijktoren. Daarvoor stak een witte muur, met in het midden een koepeltje, een klein eindje boven den grond uit. Met den kijker nam men voorts duidelijk een lange prikkeldraadversperring waar, die over een groote lengte dwars voor het geheimzinnig aandoende gebouw was uitgespannen. Op elke 10 km langs de geheele Hongaarsch-Jugoslavische grens bevindt zich zulk een omslachtig verdedigde grenspost van waaruit men aanhoudend in Hongaarsche richting staat te turen als wachtte men ieder oogenblik de Hongaarsche legioenen af, die de onrechtvaardige grens van Trianon zouden komen herstellen.

Maar waar was nu dat voor oorlogsschepen bevaarbare kanaal, waartegen Jugoslavië moest verdedigen? Er was in den omtrek nog niet eens een plasje water te bekennen. Tot onze niet geringe verbazing werd ons nabij de plek, van waaruit wij deze vreemde grensverhoudingen gadesloegen, een nog niet één meter breed greppeltje getoond, dat in het Verdrag van Trianon staat aangeduid als een kanaal, waardoorheen oorlogsschepen kunnen varen!... (Het Trianon-verdrag bepaalde o.m. dat de nieuw te trekken grens zooveel mogelijk langs natuurlijken weg moest loopen en toen hebben de deskundigen, die rapport uitbrachten, deze greppel maar als een groot kanaal beschreven, waarlangs de nieuwe grens getrokken moest worden!) Terwijl wij ons verlustigden in de sensatie om met één stap dit "kanaal" over te steken, kwam een Jugoslavisch officier haastig uit het grensgebouw aan de overzijde toegeloopen om bij zijn Hongaarschen collega op eerbiedigen afstand nieuwsgierig te informeeren wat voor "Commissie" hier op bezoek was. Nadat de Serviër gerustgesteld was, dat het hier geen Volkenbondscommissie gold, die een onderzoek-ter-plaatse kwam instellen om te zien op welke wijze de grens het best herzien kon worden, trok de man, die er angstvallig voor waakte, dat hij niet voor de lens der fototoestellen kwam, zich weer even haastig terug als hij gekomen was.

Een oud boertje deed ons op den terugweg nog eenige "gruwelverhalen" van de Jugoslavische grenswacht, die steeds arrogant en uitdagend zou optreden; bij de Hongaarsche boeren de vruchtboomen plunderde en zelfs wel eens een Hongaarsche boerenzoon over de grens getrokken en afgeranseld zouden hebben. Wat men van dergelijke grensincidenten gelooven moet, valt natuurlijk moeilijk te zeggen, doch men kan zich in ieder geval wel voorstellen, dat de gemoedstoestand van de bevolking in deze gevaarlijke grensstreken allesbehalve vroolijk is en dat hier vooral een der voortdurende gevaren voor den vrede schuilt…

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 17 juni 1933

 

 

Uit het land der Magyaren 6

 

"Die Puszta Leuchtet"

 

(Van onzen eigen redacteur)

 

 

Op onze rondreis door Hongarije vertoefden wij ook een paar dagen te Debrecen, een stad van ongeveer dezelfde afmetingen als Szegedin. Er zou iets aan onze reis gemankeerd hebben, indien wij van hieruit niet een uitstapje hadden gemaakt naar de wereldberoemde "Hortobagy Puszta", een der karakteristiekste plekken van dit lieflijke land. Na een avond met een voortreffelijk diner aangeboden door het gemeentebestuur - onze Hongaarsche collega en gids had met journalistieke fantasie reeds lang tevoren durven spreken van een diner van 4˝ uur met 6 liter wijn per persoon! - en opgewekte muziek, dezen keer eens niet van een Czigane-kapel, na menig dansje met Ilonka en Katincka, twee lieve Hongaarsche meisjes, die zalige herinneringen aan Holland hadden, en ten slotte na een korte nachtrust rukten wij den volgenden morgen met een autocar uit om de melancholieke betoovering te ondergaan, die van de Hongaarsche poesta uitgaat. Er valt een miezerige regen, maar dat doet aan de stemming niets af. Eenige kilometers buiten de stad belanden we op een kaarsrechten weg. Langzaam glijdt de bewoonde wereld aan weerszijden van de autocar weg en dan ineens zitten we aan den rand van de poesta, de wijde vlakte met niets dan een horizon. Niets dan land en lucht. Hier en daar liggen donkergroene moerassen, maar dat is dan ook alles wat er aan water te vinden is op deze eenzame streek, die doet denken aan de Russische steppen of Amerikaansche prairiën.

 

Stervende romantiek

Zooals wij het kennen uit romantische reisbeschrijvingen is het poesta-leven van thans niet meer. Het oorspronkelijke karakter ervan vervaagt meer en meer door spoorbanen en autowegen, die door de vlakten loopen en daardoor sterft helaas ook de romantiek in het leven der herders uit. In de Hortobagy is voor den vreemdeling echter nog de origineele Cziko, de herder in zijn lange kleurige mantel van wollig schapenvel, bewaard gebleven. Leunend op zijn stok kan de Cziko, die lezen noch schrijven kan en wiens eentonig leven alleen door de natuur wordt afgewisseld, urenlang in de verte staren. Bij groote hitte ziet hij dan fata morgana's, het trillend gezichtsbedrog boven de dorre vlakte. Hij kent ook de nijpende koude of weet wat storm in de poesta beteekent, als de wind komt aanbulderen, de paarden dicht rondom den waterput bijeen staan en de breede loshangende mouwen van zijn zwaren mantel hem om de schouders klapperen.

 

De cowboys van Hongarije

Bij de Hortobagy, de groote farm waar de eigenlijke poesta begint, veertig kilometer van de bewoonde wereld, vertelt ons een professor, de beste poesta-kenner van Hongarije, op een lange steenen brug, die hoog over een thans droge rivierbedding loopt, eenige interessante bijzonderheden van deze poesta, die 50.000 are groot is. Den meesten tijd van het jaar loopen in deze uitgestrekte vlakte de dieren, meestal paarden, die door de bereden Czikos, de Hongaarsche cowboys, bij elkaar gehouden worden, soms onder het vervaarlijk zwaaien en klappen met lange zweepen. De herders van de koeien en schapen trekken te voet door de poesta, vergezeld door hun trouwe makkers, de pulihond, die de afdwalenden met scherp geblaf terugdrijft. Men heeft ook wel eens Hollandsch of Zwitsersch vee de poesta ingeleid, doch dit bleek niet tegen de hevige koude bestand te zijn.

De Hortobagy-poesta behoort aan de gemeente Debrecen, die het toezicht op de groote kudden prachtige paarden, die een groote waarde vertegenwoordigen, heeft toevertrouwd aan een commissaris en een veearts. Een enkele maal per jaar is het markt. De drijvers drijven dan hun kudden naar de marktplaats aan den rand van de poesta bij de Hortobagy-farm, waar een groot wagen- en tentenkamp is verrezen. De herders zelf maken van deze gelegenheid gebruik om voor maanden levensmiddelen en andere benoodigdheden in te slaan.

De poesta is een eldorado voor den jager op wilde eenden, die er in overvloed te vinden zijn en soms in zulke dichte zwermen "herumfliegen", dat zij een sluier vóór de zon vormen. Er komen ook nog wel eens vossen voor. En voorts krioelt het er van kraanvogels en reigers en ook veel van ooievaars.

 

Daar komen de paarden!

Het weer was er op den dag van ons bezoek aan de poesta niet naar om den modderigen weg te verlaten en de vooral nu door moerassen gevaarlijke vlakte in te trekken om een kudde paarden van nabij te bewonderen. "Als Mohammed niet naar den berg gaat, moet de berg maar naar Mohammed komen!" zoo werd gedacht en terwijl wij rustig en droog - het goot buiten - in de autobus bleven zitten, werd een bode te paard uitgestuurd om ergens ver in de vlakte aan de Czikos van een kudde opdracht te geven zich aan het geachte publiek te komen voorstellen. In een ommezien is de renbode in den dichten grijzen regen verdwenen en wij wachten nu en turen door de beregende ruiten van de autobus in de verte, waar nog niets te zien is.

In de autobus wordt de tijd gekort met het maken van de meest onmogelijke ironische of sarcastische opmerkingen, zooals "Moeder Anna, ziet gij nog niets komen?", welke vraag door een grappenmaker onder groote hilariteit gesteld werd aan een lustige Hongaarsche dame, die met ons mee gegaan was en toevallig naar den naam Anna luisterde. Eindelijk verschijnen aan den horizon eenige zwarte stippen, wat tot groote angst van de overige aanwezigen voor een illustreerend collega het sein is om met zijn camera en een parapluie boven op het dak van de autobus te klimmen. De stippen worden een zwarte breede massa, die telkens even uit elkaar zwermt, maar toch met groote snelheid naderbij komt. De stippellijn wordt elke minuut grooter totdat we kunnen zien dat het een groote kudde paarden is, die daar nadert. Heel vaag onderscheiden we de Czikos, die om de kudde heenrijden om de dieren bij elkaar te houden en zoo nu en dan hooren we al het knallen van de zweepen en het hinniken der paarden.

Ruim 500 paarden stormen hier op ons af en vormen met de drie romantisch uitgedoste herders op dezen regenachtigen voormiddag een fantastisch gezicht. Het is alsof een charge op onze autocar wordt uitgevoerd, doch plotseling rijden de Czikos naar voren, de hollende paarden houden stil vlakbij den weg en beginnen grazend te defileeren, terwijl de herders hun breedgerande hoeden afnemen en ons begroeten. Een merkwaardige verschijning is zoo'n herder op wiens gezicht te lezen staat, dat hij veel getrotseerd heeft. Een der Czikos licht zijn zadel van het paard om te laten zien dat het er geheel los op ligt. Met een flinke fooi worden de robuuste kerels met de aan hun toevertrouwde kudde weer heengezonden. En dan trekken ze weer de vlakte in. Der Puszta lechtet…

 

Lunch in de Czarda

Het middelpunt van de hier en daar verspreid liggende boerderijen is de oude herberg, de Czarda, waar ons een echte Hongaarsche lunch met landwijn wacht. De stad Debrecen bouwde dit oude buitencafé in 1830 en een gedenksteen boven den ingang herinnert aan Sandor Petofi, den grooten dichter van de poesta. Vroeger was de Czarda een echt rooversnest, want hier kwamen de paardendieven bijeen. Er hangt nog een romantische sfeer in deze verzamelplaats der poesta-roovers, al is zij thans met kannen en aardewerk op rekken langs de witgekalkte muren geheel ingericht voor vreemdelingenbezoek. De kleine vensters zijn nog voorzien van dikke tralies. Bij onze aankomst onthaalt ons een origineele Hongaarsche Zigeunerkapel op de bekende meesleepende muziek en de extra voor deze gelegenheid geëngageerde oudste poesta-dichter, een man van diep in de tachtig, een echte zwerver van deze vlakte, begeleidt zijn typisch vioolspel met z'n versleten stem, die oude volksliederen zingt. En het is alsof de pengö's, die wij hem in de hand stoppen, in zijn oude oogen weerkaatsen, want er komt een glans is. En dan ineens valt de Zigeunerkapel in met wiegelende muziek, die langzaam uitzwelt tot een woeste Czardas, een Czardas in de Czarda van de poesta…

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 24 juni 1933

 

 

Uit het land der Magyaren 7

 

Over de Hongaarsche muziek en de Hongaarsche keuken

 

(Van onzen eigen redacteur)

 

 

Elke Hongarije bezoekende vreemdeling zal ongetwijfeld verbaasd staan over de buitengewone muzikaliteit, waarover elke Cziganer kapel zonder uitzondering beschikt. Men zal dat ook wel eens hebben kunnen constateeren in het een of ander café in ons eigen land, waar men nog wel eens een rondtrekkend Hongaarsch ensemble kan aantreffen. Geen wonder dat deze menschen alles uit hun hoofd spelen en nooit een blad muziekpapier voor zich hebben staan, want het is alles louter fantasie wat zij ten gehoore brengen. Het muzikaal gevoel van deze Czigani grenst dikwijls aan 't onbegrijpelijke. En als ze willen, spelen ze met genoegen een uur achtereen door. De primas, de leider-violist, dwaalt dan door de zaal, terwijl de op het podium achterblijvenden hem, hoe hij ook moge fantaseeren, steeds onberispelijk volgen in de wiegelende tonen of spontaan bijvallen, wanneer even een Czardas-tempo losbreekt. Zij laten in hun muziek hun Hongaarsche ziel zingen, weemoedig en klagend en voor onze ooren steeds hetzelfde klinkend, maar voor den Hongaar, die deze muzikale taal verstaat, zoo rijk aan fantasieën is. De wandelende violist kan nooit zóó spelen of de anderen vallen hem steeds zonder één enkele wanklank bij. Als hij even, meestal plotseling, heeft afgebroken en dan direct daarop weer opnieuw begint, dan luisteren de anderen één seconde toe om dan zóó zeker in te vallen alsof ze zich de melodie herinneren, hoewel het een melodie is, die slechts geďmproviseerd wordt. Wanneer de primas bemerkt, dat men een bijzondere belangstelling voor hem heeft, dan komt hij langzaam met van vergenoegen glimmende oogen, die over de snaren turen, op je toe en vertrouwt hij op zijn instrument fluisterende z'n fantasieën aan je toe. Toch gaat er wel iets van uit van die melancholieke muziek, die je soms even kan aangrijpen, zoodat je er stil van wordt, hoewel naar onze meening een Hongaar er langer naar zal kunnen luisteren dan een vreemdeling.

 

Paprika!

Hoewel men nooit naar Hongarije zal gaan ter wille van het eten, zal het velen, vooral den Nederlandschen tourist, die weten wil wat hem buiten de grenzen wordt voorgezet en dan zich meestal als zeer kieskeurig ontpopt, niet onverschillig zijn, wat men een ruim etmaal sporens vanaf de eigen vertrouwde keuken te eten krijgt. Wat bij 't Hongaarsche eten bijna wel domineert, is de beroemde paprika, de oranjekleurige paprika, die aan geen enkel maal ontbreekt. Een maaltijd zonder paprika zou een Hongaar niet smaken! Er zijn verschillende soorten paprika, maar de beste is nog niet zoo sterk als men zou denken of evenmin zoo sterk als de bij ons wel bekende Spaansche peper. Met deze weliswaar pikante, doch best verdraagbare paprika wordt bijna alles toebereid. Aan geen enkele vleesch-, wild- of vischsoort zal de bijsmaak der paprika ontbreken en op den duur went men er wel aan. Meestal is de paprika, die voornamelijk rondom Szegedin geteeld wordt en door de boeren daar met karrevrachten ter markt wordt aangevoerd, in de saus verwerkt of wordt anders als een peper op het eten gestrooid. Zoo hebben alle warme spijzen een oranje kleur, wat vooral den Nederlander natuurlijk als vóór hij het geproefd heeft, aangenaam moet stemmen!

Als een buitengewone lekkernij werd ons een keer in een der groote hotels van Budapest een vischsoep - ook al weer oranje en dus doorkruid met de eeuwige paprika - voorgezet. Het was een soepje, waarin niet minder dan drie vischsoorten, o.a. uit het Balaton-meer en verder uit de groote rivieren, ronddreven. De Nederlandsche gasten hebben er allemaal heerlijk van gesmuld, behalve één collega. De arme kerel kreeg op een gegeven moment een graat in z'n keel, die er niet meer uit te krijgen was. Hij moest naar het ziekenhuis, waar een dokter hem voor tien pengö "zoo eventjes tusschendoor" z'n maag leegpompte. Toen hij na drie kwartier weer in de beste gezondheid terugkwam, zaten we nog steeds van paprika-smaakjes te genieten want het was een uitgebreid menu.

 

Een tafel met houten borden

Bij een andere gelegenheid werden we getracteerd op een zg. Transsylvaansch diner. Dit bestaat uitsluitend uit een onuitputtelijke vleeschvariatie en een koolsoort, die weliswaar een zuur smaakje heeft, maar toch niet onze zuurkool is. Het couvert bestaat uit niets anders dan mes en vork en… een houten bord! Een gewone schijf hout van een paar centimeter dikte in den vorm van een bord zonder randen. Een Transsylvaansche maaltijd is dan heel eenvoudig: een stuk hout (wat men echter niet op, doch wáárvan men moet eten), vleesch en zure kool. De gasten worden in groepen van vier ingedeeld en voor elke groep verschijnt elke vijf minuten een ander stuk vleesch, dat door een van de groep in vieren gesneden en verdeeld wordt, zoodat men elke "plat" in één hap op heeft. En zoo gaat het maar door zoo lang je lust hebt! Vleesch en nog eens vleesch en zoo nu en dan pik je eens even van de zure kool. Vegetariërs kunnen natuurlijk nooit aan een dergelijk vreemdsoortig diner meedoen, maar ook een niet-vegetariër uit den vreemde zal naar wij vermoeden nooit uit eigen beweging zulk een menu in een Hongaarsch restaurant uitkiezen, want men moet er van houden!

 

Een saus-incident

Van het volgende merkwaardige voorval aan een dinertafel willen wij, omdat we het er nu toch over hebben en tevens omdat het weer zoo den hoffelijken Hongaar typeert, melding maken. Het gebeurde aan een diner - alweer 'n diner zal de lezer denken, maar dat is nu eenmaal zoo wanneer men officieel ontvangen wordt! - in het Kurhaus aan het Balaton-meer, dat een der dames van ons gezelschap het ongeluk had een sauskom vol mayonaise om te stooten. Eenige consternatie natuurlijk, te meer omdat een deel van het mayonaiserige goedje uitstroomde op den mouw van een heer, die naast haar zat, en verder vreeselijk voor de dame zelf, die echt door een ongelukje, wat met eenige onhandigheid niets te maken had, de sauskom liet omtuimelen. Wat doet echter de gastheer, die vlak tegenover haar zat? Onmiddellijk na dit kleine accident grijpt hij een andere sauskom en keert deze midden op tafel om! Hij had weliswaar voor alle zekerheid een sauskom genomen die bijna leeg was, doch de fijne man had toch heel hoffelijk de minder prettige aandacht, die op de dame gevestigd was geworden, afgeleid, als wilde hij tevens een bewijs geven, dat 't heelemaal zoo erg niet was.

 

Brood en nog eens brood

Aan geen enkelen maaltijd zal ook een schaal ontbreken met de groote sneden grijs brood, dat den volgenden onmogelijken naam heeft: "egy czalád netl kényérfogyasztása". Het uitspreken van den naam gaat met even groote moeilijkheden gepaard als het verteren van dit brood. Bij elk kopje thee of koffie in het café komt een mandje met kleine broodjes of halve maantjes, waar wat scherpe kruiden - nu eens geen paprika-soort! - op ingebakken zijn, waarschijnlijk om dorst te krijgen en dan de karakteristieke Tokayer te drinken! Het meest wordt echter de gewone landwijn gedronken, die heel licht is en erg gemakkelijk door het keelgat schiet. Ook het bier, wat er ook veel wordt gedronken, is zeer goed. Resumeerende kunnen we wel zeggen, dat over het algemeen de Hongaarsche kost op den duur wel te verteren is. Als men maar rekening houdt met de paprika!

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 30 juni 1933

 

 

Uit het land der Magyaren 8 (slot)

 

Eenige schetsen uit het leven van Budapest

 

(Van onzen eigen redacteur)

 

 

De Corso-parade

Op een verloren middag - het was maar een enkele in ons zwaar bezette Hongaarsche reisprogramma - namen wij plaats op een der vele caféterrassen aan het Corso langs de Donau. Om een stuk Hongaarsch leven te zien moet men in een café plaats nemen en dan zeker op het terras van een dezer groote mondaine koffiehuizen, die langs de Donau geschaard liggen. Hier is het elken middag de "pantoffelparade" van Budapest, zooals elke groote stad een bepaalde wijk heeft, waar de chique flaneert. Men heeft wel 'n prachtig uitzicht vanaf dit Donau-terras, want achter het passeerende bonte straatleven golft de veelbezongen rivier, terwijl aan de overzijde - in Buda - de koninklijke burcht en vele andere prachtige gebouwen trotsch boven op de bergen in de zon staan te schitteren. Het is een heerlijke middag en te midden van de onbezorgd uitziende omgeving komt men vanzelf in een prettige stemming, alsof men nooit iets anders te doen heeft dan achter een kopje koffie anderen te bewonderen en zichzelf te laten afkijken. Het is hier rustig ook, omdat er langs deze bloeiende seringen- en kastanjeboomen alleen maar gewandeld en "geplaudert" wordt en alle verkeer er verboden is.

Het is een elegant publiek dat zich hier beweegt en voor de dames moet het een origineele modeshow zijn om nog niet te spreken van de traditioneele schittering der rijke uniformen van de Hongaarsche officieren, die er allemaal als generaals uitzien. In dit stukje Budapest zien de menschen er allen zoo vergenoegd uit en ze doen zoo opgewekt en onbezorgd, waarbij nog komt de muziek van strijkjes in de verschillende café's, waar het nu "five o'clock-tea" is, dat men zich onmogelijk kan indenken, dat er in deze stad toch nog zooveel ellende geleden wordt. Waarschijnlijk ziet men hier alleen dat publiek, dat die ellende nog niet kent, hoewel, zooals wel meer in de bonte mengeling van zoo'n grootstad, het dikwijls niet alles goud is wat er blinkt. Maar laat het dan maar klatergoud zijn, het is toch altijd aardig dit va-et-vient eens aan te zien en wanneer men ooit Budapest bezoekt, moet men zeker niet verzuimen eens eenige uurtjes van den namiddag aan dit Donau-corso zoek te brengen. Het is een hoogst afwisselende film, die daar aan het oog voorbijrolt en er valt studie van te maken!

 

Het caféleven

Een belangrijk deel van het leven van Budapest heeft zich altijd in de café's afgespeeld. We hebben al verteld, dat een Hongaar de pengö's, die hij bij 't een of ander extraatje verdient, niet in den kous stopt, doch er den avond mee in het café doorbrengt, zooals men dat ook van den Belg zou kunnen zeggen. Geen wonder dan ook, dat het aantal café's en restaurants van Budapest haast niet te tellen is en Budapest "de stad der café's" genoemd wordt. Het is ook werkelijk opvallend zooveel koffiehuizen, tientallen in één straat en dikwijls naast elkaar, als men in deze stad aantreft. En elke categorie heeft haar eigen "stamkroeg". Artisten, schrijvers en journalisten, dokters, rechters, kooplieden, allen hebben zij hun eigen café's. Er zijn verschillende van die openbare drinkgelegenheden, die 's nachts nooit gesloten worden, waar men dus dag en nacht terecht kan en men 's morgens zonder naar bed te zijn geweest in alle vroegte de eerste editie van het ochtendblad kan lezen of een spelletje schaak kan spelen, terwijl de trams al beginnen te rijden en het doorbrekende daglicht langzaam dat der electrische lampen verdringt. Dat is een zeer ongewoon verschijnsel voor ons brave Hollanders, die vijf minuten vóór het degelijke sluitingsuur gewend zijn "hoogste tijd, heeren!" aan te hooren.

En dan maar kranten lezen! De politiek volgt hier iedereen en men kan er in de café's dikwijls felle debatten over aanhooren. Voor de rest wordt er meestal, vooral door de nachtbrakers, wat ook maar het beste voor hen is, koffie of thee gedronken. Water en kranten! Maar nauwelijks is het kopje leeg of de kellner haalt het weg en zet er twee glaasjes water voor in de plaats. Dat glas water speelt een groote rol in de Hongaarsche café's. Zoodra men zijn consumptie verwerkt heeft, komen er twee glazen water voor in de plaats. Men kan het hier nl. niet goed aanzien, dat de cafébezoeker met een leeg glas bier of een leeg kopje voor zich aan een tafeltje zit. Dat staat niet en om dat te ondervangen zet men er maar een paar glaasjes water voor neer. Zoo zagen wij wel eens een gezelschap van vier heeren, die op hun tafeltje niets anders dan acht glazen water hadden staan! Dat moet een heerlijk gezicht zijn voor den geheelonthouder! En als de kellners geen water aanvoeren dan brengen ze wel kranten zooals "Pesti Hirlap" en "Az-Est".

 

Een onmogelijke taal

Wanneer iemand bij het aanbieden van deze Hongaarsche bladen een wanhopig gezicht zet en dan blijkt een vreemdeling te zijn, krijgt hij dadelijk een der Duitsche of Engelsche in Budapest verschijnende bladen. Een taal, die nergens op lijkt! Een vreemdeling, die geen Hongaarsch kent, heeft aan een krant van die taal letterlijk niets. Men behoeft niet zoo veel van Duitsch, Engelsch of Fransch te verstaan om tenminste een in een dier talen gedrukte courant te begrijpen, maar bij het Hongaarsch gaat dat niet op. Er is niets van te verstaan of te begrijpen en geen enkel woord valt er af te leiden, wat bij een andere taal nogal eens mogelijk is. Opschriften en uithangborden boven winkels zijn voor iemand, die al kent hij nog zoo goed de vijf voornaamste talen, onmogelijk van het een of ander af te leiden. Hongaarsch is nu eens letterlijk een taal, die nergens op lijkt en als men het hoort spreken, zou het voor den vreemdeling evengoed Siberisch kunnen zijn. Wij spraken een Nederlander, die reeds zeven jaren in Hongarije woont en nog geen vijf minuten lang achter elkaar vlot Hongaarsch zou kunnen spreken. Andersom, we hebben het al verteld, blijkt het gemakkelijker te gaan en alle Hongaarsche jongelui, die vroeger ooit in ons land een deel hunner opvoeding genoten hebben, spreken en verstaan nog uitstekend Nederlandsch.

 

Het verkeer

Het verkeer van Budapest is voortreffelijk geregeld. Er wordt, gelijk in meerdere Oost-Europeesche landen, links gehouden, maar dit gaat natuurlijk daar even goed als bij ons rechts! Op de vele voorname kruispunten wordt met lichtseinen, niet automatisch doch door een agent bediend, gewerkt. De voetgangers, die zich hier voorbeeldig aan de verkeersregels houden en ook direct op de bon gaan als ze verkeerd verkeer plegen, mogen alleen en kunnen rustig bij de kruispunten oversteken, wanneer het gele licht een korte pauze tusschen het groene en het roode brengt. Niet op alle der drukke punten is het geoorloofd te kruisen en afslaand verkeer moet andere dwars- of parallelstraten zoeken. Rijwielen ziet men er even zoo weinig als bij ons bijv. nog paardentractie. De tram heeft honderd lijnen. En wat een wonder is: de trams, meestal nog wel drie wagens achter elkaar, zijn bijna altijd overvol! Het tarief is ook erg goedkoop: één ritje ongeveer 6 ct. en een overstapje, recht gevende op het driemaal verwisselen van wagen binnen één uur, kost een dubbeltje. Taxi's zijn ook zeer billijk en het tarief is naar de grootte: voor twee of vier personen.

Te Budapest zijn vele politie-agenten, die een vreemde taal spreken, welke op een band om hun linkerarm te lezen staat. Er zijn er ook, die Nederlandsch kennen. Hun uniform is eenvoudig met nog de bekende képi uit de oorlogsjaren. Alleen voor bewakingsdiensten bij bijzondere gelegenheden zooals rond het parlementsgebouw, wanneer daar zitting is, of voor den ingang van een hotel, waar iets bijzonders te doen is, verschijnen zij met een helm van zeer hooge en puntige afmeting naar den origineelen Hongaarschen spitsen koepelstijl. Als het nacht is, blijft het weliswaar gelijk in elke andere wereldstad nog ietwat rumoerig en druk, doch lang niet zooals bijv. in Weenen. Totaal uitgestorven is de stad niet, maar het is er dan wel vreedzamer, rustiger en kalmer.

Wij besluiten deze reeks indrukken over het Magyarenland met een aansporing en een aanbeveling om in uw buitenlandsch reisprogramma ook eens het schoone en idyllische Hongarije op te nemen. Wij garandeeren prettige herinneringen aan dit land, dat vooral den Nederlandschen bezoeker aangenaam weet te ontvangen.