QUADRUPLE
ASSASSINAT
Cour
d'assises de Bastia (vlà que ça se corse)
séance
du 31 août 1872
8
h. du matin.— Une foule considérable se presse aux abords du
palais de Justice.
9
h. — On ouvre les portes; la foule se précipite. J'entre le
premier, la salle est déjà pleine. La presse parisienne a envoyé
ses représentants les mieux mis et ceux qui ont le plus de poigne ;
des dames, en grande toilette, occipent les tribunes. On lorgne.
9
h. 30 - Entrée de la cour, par une porte de derrière.
9
h. 35 -- Deux gendarmes introduisent l'accusé qui est pâle quoique
distingué, et cache obstinément sou visage avec un mouchoir à
carreaux. Il y a une petite fente, à gauche, au fond de son
pantalon noir.
9
h. 37 — Les huissiers font faire silence.
10
h. 45 — Il est obtenu.
10
h. 50. — L'interrogatoire commence.
M.
le président pose les questions d'usage au prévenu qui a déclaré
se nommer Athanase Biyon, être notaire, et a avoué qu'il s’était
marié à vingt-sept ans, et qu'il n'avait pas d’enfants
légitimes.
10
h. 59 — Lecture de l'acte d'accusation; le voici texluellement.
Le
29 mai dernier, par une belle matinée de printemps, des cris
affreux retentirent au premier étage de la maison, sise au numéro
12 de la grande place, dite de l'Empereur. Aussitôt des agents
pénétrèrent dans la maison, gravirent, à la hâte, l'escalier,
enfoncèrent la porte fermée qui se présenta à eux, traversèrent
une antichambre assez vaste, un petit salon passablement meublé et
se trouveront dans une chambre à coucher où un affreux spectacle
s'offrit à leurs regards épouvantés.
Un
gros chat noir, un petit chien blanc à poil frisé, un perroquet
vert et rouge et une femme à cheveux gris, âgée d'environ
cinquante-sept ans, maigre et sèche, propriétaire de la maison, la
nommée Ursule-Jaricot, gisaient dans une mare de sang.
A
genoux, près de ces cadavres qui rendaient le dernier soupir, un
homme, pâle et jeune encore, se tenait, tenant à la bouche un
couteau sanguinolent, fatal instrument du crime. Au moment où les
agents pénétrèrent, cet homme, un des plus épouvantables
monstres que la terre marâtre ait jamais enfantés, cet homme
ouvrait largement la plaie béante que le petit chien avait au
ventre et introduisait dans les intestins pantelants, la tête de
l'infortuné perroquet qui, encore vivant, gémissait : O ma mère!
ô l’Ambigu !
On
s'empara de cet assassin; on lui mit les menottes, il ne fit point
de résistance. On le fouilla: il avait dans la poche gauche de son
paletot en velours un volume de la 749e édition de L’Homme-Femme
par Dumas fils.
11
h. 20 -- La lecture est terminée: un immense frisson parcourt
l'assemblée.
11
h. 22 — Dépositions des témoins. Rien d'intéressant;
l'accusé pris en flagrant délit a tout avoué.
11
h. 40 — On exhibe les pièces de conviction, la brochure et le
couteau.
11
h. 45 -- Un nouveau frémissement immense agite les mouchoirs des
dames.
Midi.
— Requisitoire. On cite Démosthènes, Cicéron et les exemples de
Papavoine et de Lacenaire.
1
h. ½ — On conclut à la mort.
1
h. 35 — Un incident se produit. Un des jurés a reconnu dans la
salle un rédacteur du Figaro ; il demande qu'on renvoye
l'affaire devant un conseil de guerre.
M.
le président, après avoir consulté la cour, déclare qu'il sera
passé outre: il fait ouvrir les fenêtres. Les dames prennent leurs
flacons de sels; les gendarmes redoublent de surveillance;
l'audience continue.
2
h. ¼ — Plaidoirie de l'avocat. En voici le résumé :
Je
veux, Messieurs les jurés, vous faire des révélations,
c'est-à-dire vous raconter les faits dans leur simplicité
touchante. Oui, cet homme a tué un chat noir, un chien blanc, un
perroquet vert et une femme à cheveux gris d'environ cinquante-sept
ans, maigre et sèche. Mais, Messieurs les jurés, ce que vous ne
savez pas je vais vous le dire. (Mouvement d'attention). Le 28 mai
dernier, dans l'après midi, mon client, Athanase Biyon, surprit sa
femme en flagrant délit d’adultère à Paris, rue de la
Chaussée-d'Antin, avec un teneur de livres de l'agence Havas. Ah!
ah ! ah ! que croyez-vous alors que fit cet homme? Tuer sa femme, me
direz-vous, ô hommes mariés. Non, Messieurs ; il ferme
violemment la porte et court prendre le chemin de fer. Aussitôt
arrivé à Bastia, il se précipite place de l'Empereur, sonne,
sourit à la vieille femme, maintenant morte, qui lui ouvre la porte,
tue les animaux domestiques d'abord et leur maîtresse ensuite.
Savez-vous pourquoi? Eh bien, Messieurs les jurés, cette vieille
femme, c’était.... c’était la belle-mère de mon client!
(Exclamations,
applaudissements.) Le rédacteur du Figaro quitte la salle.
L'avocat
poursuit: Oui, Messieurs les jurés, vous absolvez l'homme qui tue
sa compagne infidèle; vous ne pouvez qu'absoudre celui qui tue la
belle-mère; car, sans la belle-mère, messieurs! (Il frappe du
poing, et se croise fièrement les bras.)
(Nouveaux
applaudissements.)
Le
jury se retire et rapporte un verdict d'acquittement.
4
h. — (Trépignements d'enthousiasme.) Un homme, fendant la foule,
se précipite dans les bras de l'accusé et l'embrasse ; Merci, lui
dit-il. C'est le beau-père, le mari de la victime.
Minuit.
— On illumine à Bastia.
DE
BRÉVANNES.
|
VIERVOUDIGE
MOORD
Gerechtshof
Bastia (en dus gecorsicaanst)
Zitting
van 31 augustus 1872
08:00
– Een aanzienlijke menigte dringt op naar de ingang van het paleis
van justitie.
09:00
– De deuren worden geopend. De menigte rukt op. Ik ben als een van
de eersten binnen, de zaal is al vol. Parijs heeft zijn beste en
hardste misdaadverslaggevers afgevaardigd. Op de tribunes zitten
dames in groot toilet; ze willen gezien worden.
09:30
– Het Hof komt binnen, door de achterdeur.
09:35
– Twee agenten leiden de verdachte binnen, die er bleek uitziet
maar ook zelfbewust, en die zijn gezicht probeert te verbergen
achter een geruite zakdoek. Aan de linkerkant van zijn zwarte broek
zie ik een scheurtje.
09:37
– De ordebewakers vragen om stilte.
10:45
– Die wordt in acht genomen.
10:50
– Het verhoor begint.
De
president van de rechtbank stelt de gebruikelijke vragen aan de
verdachte, die zegt dat hij Athanase Biyon heet, notaris is, en die
bevestigt dat hij in het huwelijk trad toen hij 27 jaar was en dat
hij geen wettelijke kinderen heeft.
10:59
– Voorlezing van de aanklacht; hierbij volledig weergegeven…
Op
de mooie lente-ochtend van 29 mei jongstleden, klonken er
verschrikkelijke kreten op vanuit woning nummer 12, gelegen op de
eerste verdieping van de ‘grande Place’, beter bekend als Place
de l’Empereur. Vrijwel onmiddellijk daarna betraden agenten het
pand, beklommen, in haast, de trappen, trapten de gesloten deur in
waarvoor zij zich gesteld zagen, liepen door een vrij ruime
voorkamer en een bescheiden gemeubelde salon, om zich vervolgens in
een slaapkamer te bevinden waar zich een afschuwelijke tafereel aan
hun ogen voltrok.
En
dikke zwarte kat, een klein wit hondje met gefriseerde krullen, een
groen-rode papegaai, en een vrouw met grijze haren – ongeveer
zevenenvijftig jaar oud – mager en uitgedroogd, eigenaresse van
het pand, genaamd Ursule-Jaricot, baadden in het bloed.
Bij
deze slachtoffers, die de laatste adem uitbliezen, zat een man
geknield, bleek en nog jong, met ussen zijn tanden een bloederig
mes, het moordwapen. Op het moment waarop de agenten binnendrongen,
zagen zij hoe deze man, een van de meest verwerpelijke monsters die
stiefmoeder aarde ooit gebaard heeft, de gapende wond die het hondje
in de buik had nog verder open trok, en hoe hij de kop van de
onfortuinlijke papegaai in de lillende ingewanden duwde, terwijl de
papegaai, die nog leefde, kermde: O moederlief! oh Evenbeeld!
men
overmeesterde deze moordenaar; men sloeg hem in de boeien; hij bood
geen weerstand. Men fouilleerde hem: in de linker zak van zijn jasje
(van velours) zat een exemplaar van de 749e editie van L’Homme-Femme
van Dumas fils.
11:20
– Einde van de voorlezing van de aanklacht; er waart een enorme
rilling door de zaal.
11:22
– De getuigen worden gehoord. Geen interessante ontwikkelingen; de
verdachte is immers op heterdaad betrapt en heeft alles bekend.
11:40
– De overtuigingsstukken worden getoond: het mes en de brochure
van Dumas fils.
11:45
– Een nieuwe enorme rilling brengt de zakdoekjes van de dames
tevoorschijn.
12:00
– Requisitoir. Demosthenes wordt geciteerd, Cicero, en de
voorbeelden van Papavoine en Lacenaire.
13:30
– De doodstraf wordt geëist.
13:30
– Er ontstaat enige opschudding. Een van de juryleden heeft in de
zaal een verslaggever zien zitten van de Figaro; hij verzoekt
het Hof de zaak te verwijzen naar een oorlogstribunaal.
Nadat
de president van de rechtbank het Hof heeft geraadpleegd, besluit
hij de zaak voort te zetten en de ramen open. De aanwezige dames
tasten naar hun flesjes met vlugzout; de ordebewakers verdubbelen
hun waakzaamheid; de zitting duurt voort.
14:15
– Pleidooi van de verdediger. Hier volgt de samenvatting:
Heren
van de jury. Ik wil u graag van enige ophelderingen voorzien. Anders
gezegd: u de feiten vertellen in hun eenvoudige maar ontroerende
samenhang. Zeker! Deze man heeft een zwarte kat, een witte hond, een
groene papegaai, en een grijze dame van ongeveer zevenenvijftig
jaar, mager en uitgedroogd, gedood. Maar! Mijne heren van de jury!
Ik zal u iets vertellen wat u nog niet weet.
(Hij
heeft nu de aandacht.)
Op
28 mei jongstleden, des namiddags, heeft mijn cliënt, Athanase
Biyon, zijn echtgenote op heterdaad betrapt terwijl zij in Parijs,
in de rue de la Chaussée d’Antin, overspel pleegde met een
vertegenwoordiger van uitgever Havas. O wee! o wee! En wat denkt u
dat deze man dan doet? Hij doodt zijn vrouw, zult u, gehuwde mannen,
zeggen. Nee, mijne heren! Hij slaat de deur achter zich dicht, en
hij spoedt zich naar de eerstvolgende trein naar Bastia.
Zodra
hij daar is aangekomen, begeeft hij zich naar de place de l’
Empereur, belt daar aan, glimlacht tegen de oude dame – de
verslagene – die de deur open doet, doodt eerst de huisdieren, en
vervolgens de huisvrouw. En weet u waarom? Welnu, heren van de jury,
deze oude dame… die was… de schoonmoeder van mijn cliënt!
(Rumoer,
applaus)
De
redacteur van de Figaro verlaat de zaal.
De
verdediger gaat voort. Heren van de jury. U zou een man vrijspreken
die zijn wettelijke echtgenote om het leven brengt omdat ze hem
ontrouw is; dan kunt u niet anders dan vrijspraak geven aan de man
die zijn schoonmoeder doodt. Want… zonder schoonmoeder, heren…!
(Hij
balt zijn vuist, en hij kruist trots zijn armen.)
(Wederom:
applaus.)
De
jury trekt zich terug en komt tot vrijspraak.
16:00
– (Een enthousiaste ontlading.) Door de vele aanwezigen heen
dringt zich een man naar voren. Hij stort zich in de armen van de
verdachte. Hij zegt; ‘Dank je!’ Hij is de schoonvader, de man
van het slachtoffer.
Middernacht:
Bastia feestelijk verlicht.
De
Brévannes |