Foto © Frans Goddijn

 

 

  

De website over Jan Elemans en zijn werk wordt geredigeerd door Ed Schilders met toestemming van de erven Elemans.

Alle bijdragen van andere auteurs verschijnen met hun toestemming.

 

 

Publicaties over Jan Elemans

Jos Swanenberg

Bijdrage aan het Vriendenboek voor Jan Elemans, dichter - bij gelegenheid van zijn 90ste verjaardag, zonder plaats., zonder uitgever, 2014.

Het verborgen woordenboek van Jan Elemans

 

Elemans dicht en Elemans schrijft, beschrijft. Hij dicht in het Nederlands, maar soms ook in het dialect, zoals in Ne winter van atten at! (Brabants Bloesem, bloemlezing van gedichten in Brabants dialect, p. 44-48). En hij beschrijft het dialect van zijn geboortegrond. Met zijn proefschrift Woord en wereld van de boer. Een monografie over het dialect van Huisseling wil Elemans de taal van zijn moeder doorgronden (De Nijmeegse Ferguut, p. 172). Hij doet dat door de leefwereld van de boeren van Huisseling te beschrijven en daarbij ook hun taal onder de loep te leggen. Zo volgt hij in de voetsporen van Jo Daan, Wieringer land en leven in de taal, en Winand Roukens, Wort-und Sachgeographie in Niederländisch-Limburg und benachbarten Gebieten. Het werk staat daarmee in de traditie van de "Wörter und Sachen"-stroming uit de Duitse filologie, die de Nederlandse dialectologie sterk beïnvloed heeft. Maar Elemans wil dat zijn "Lautdenkmal" warmer en gevoeliger is, en dat is het zeker.

Vanzelfsprekend bevat Woord en wereld een groot aantal dialectwoorden. Het boek is onderverdeeld in een geografische en historische inleiding, een beschrijving van het systeem van dialectklanken en in een beschrijving van 'natuur en techniek', 'vee en veld' en 'boer en buurt'. Die drie laatste hoofdstukken gaan over woord en wereld van de boer. De dialectwoorden uit deze hoofdstukken zijn opgenomen in een alfabetisch register. Dat zou je de eerste aanzet tot een woordenlijst van het dialect van Huisseling kunnen noemen.

Elemans laat weten dat hij het dialect van Huisseling tijdens zijn dissertatieonderzoek voelde verdwijnen: "Gered hebben wat we nog konden", "In zeer veel gevallen waren we nog maar net op tijd", "Reden waarom we ons nu voelen als de boer die met zijn laatste voer graan van de akker komt en binnen rijdt op het moment dat de bui losbarst. We werden gedurende de tien jaar van het onderzoek voortdurend van twee zijden bedreigd. Oude boeren stierven, jonge gingen steeds meer een gemoderniseerd dialect spreken." Het proefschrift documenteert dat verdwijnende dialect en legt het vast voor de generaties na ons.

 

Je zou bijna verwachten dat Elemans ons een naslagwerk wilde nalaten, een woordenboek van het Huisselingse dialect. Maar hij stelde niet een woordenboek samen, hij wilde immers niet het woord zonder zijn gebruikscontext vastleggen, maar het woord beschrijven in de wereld waarin het werd gebruikt, zodat dat woord tot leven kan komen: woord én wereld. Vijftig jaar later publiceert Elemans het boek In het vuur van het gesprek - de Huisselingse kortspraak - met toevoeging van spraakkunst, woordenlijst, genees- en zegswijzen alsmede vier verhalen uit de volksmond. Centraal daarin staat de kortspraak. "Kortspraak ontstaat als een spreker in haast woorddelen of zelfs hele woorden inslikt zonder dat de verstaanbaarheid er onder lijdt, volgens welluidendheidsregels en voorschriften voor zinsbouw en grammatica. Die haast wordt vooral gevoed door de bewogenheid van de sprekers. In het vuur van het gesprek wordt de hoogste taalsnelheid bereikt" (p. 169). Het gaat dus om woorden die niet of nauwelijks gezegd worden maar toch hun betekenis behouden.

 

dan /moewrt/moewmt/moewzt/moewwt/ nog mar es fröoge (dan moeten wij het /haar/hem/hen/jou/ nog maar eens vragen) "Ik hoor het (...) tal van dorpsgenoten in al hun onduidelijkheid opnieuw glashelder zeggen", schrijft Elemans (p. 185). In moewrt en varianten zijn dus vier woorden ("moeten wij het haar") samengevallen, en dat is de Huisselingse kortspraak in het vuur van het gesprek die Elemans hier wil beschrijven. Hij laat zijn beschrijving volgen met een lijst voorbeelden waarin woorden zijn ingeslikt, weggelaten of samengevallen, de "thesaurus Huisselingae loqualae inarticulatorum".

Een ander onderdeel in dit bijzondere en boeiende boek is de woordenlijst. Elemans heeft toch nog een woordenboek van het Huisselingse dialect samengesteld! De woordenlijst beslaat de pagina's 276-406 en had met gemak als afzonderlijk Huisselings woordenboek gepresenteerd kunnen worden, leder dialectwoord wordt voorzien van een voorbeeldzin, een betekenisomschrijving en uitgebreide achtergrondinformatie. Ook worden vaak verwante woorden uit andere Brabantse of uit Gelderse dialecten ter vergelijking toegevoegd.

 

Bèkkerzbócht is een onkruid in "enge kring (Dieden) (...) omdat bakker W. Gijsbers dit vanuit Wijchen had meegebracht". Het is het knopkruid, dat als ingevoerde plant uit Amerika zich enorm snel over Nederland verspreid heeft. Cor Hoppenbrouwers noemt het in zijn De taal van Kempenland geujendienevèül. Vèül, 'vuil' is de algemene benaming van onkruid en Geujen Dien was in Bergeijk verantwoordelijk voor de verspreiding van dit plantje. Dien was getrouwd met Geu (Godefridus), vandaar haar naam. Interessant hoe zo'n exoot sterk lokaal georiënteerde dialectnamen gekregen heeft.

Waar bèkkersbócht door de jongere generaties in Huisseling vermoedelijk niet meer gebruikt zal worden, is énzes nog wel in gebruik. Het woord betekent 'eens'. Mogelijk is het gevormd uit 'eens eens'. We hoorden het onlangs nog in een gespreksopname van jongeren in Mill: "Wa? Jonge, gij praot echt raar. Die ken ik nog nie enses'. Maar van zulke bijwoordjes zijn dialectsprekers zich nauwelijks bewust. Voor zaaknamen, zoals de namen van planten en dieren, is dat heel anders. Ik denk dat Elemans' hööneklótjes 'speenkruid' (hanenklootjes), höözegèèrf'duizendblad', köffiebloemme 'zwanenbloem', krallenbócht 'zwarte nachtschade' en paapetoe:te 'bottels van de hondsroos' niet meer vaak gehoord worden.

Kierreje was in mijn jeugd in Middelrode een spel waarbij een lange keten van vangers gevormd wordt. Ik ben dit woord in mijn dialectonderzoek later alleen tegengekomen in Schaijk, en bij Jan Elemans. Hij brengt het in verband met het kyrie eleison, "het eigenlijk korte gebed in de kerk ook lang door zang en herhaling". De woordenlijst bevat natuurlijk nog heel veel andere wetenswaardigheden, van de zwerfzieke vrouw böllie tot aan de overeenkomsten en verschillen tussen wiebbele, wiemmele en wieppere. Waar Woord en wereld ons een onschatbare blik in de leefwereld van de Huisselingse boeren gegeven heeft, is deze woordenlijst in In het vuur van het gesprek niet minder onschatbaar. Toch nog een woordenboek van het Huisselings dialect!

 

Jos Swanenberg