Foto © Frans Goddijn

 

 

  

De website over Jan Elemans en zijn werk wordt geredigeerd door Ed Schilders met toestemming van de erven Elemans.

Alle bijdragen van andere auteurs verschijnen met hun toestemming.

 

 

Publicaties over Jan Elemans

Anton van Duinkerken

Recensie van De Keerakker, in De Tijd, 15 februari 1952.

Bron: Delpher

Bij de uitgeverij Helmond te Helmond verscheen De Keerakker, een verzameling van 26 sonnetten, die de eerste dichtbundel vormen van Jan Elemans. Deze jonge dichter werd te Ravenstein in Noord-Brabant geboren in 1924. Aan zijn verzen te zien, kent hy het werk van Paul Vlemminx, vooral diens bundel Ontginningen uit 1935, eveneens een verzameling sonnetten, waarin de verhouding van de dichter tot de natuur zijner geboortestreek en tot de mensen, die daar wonen, de gemoedsstemming bepaalt. Dit wil niet zeggen, dat Jan Elemans verstoken zou zijn van oorspronkelijkheid. Zijn bundel roept herinneringen op aan die van Vlemminx, hij wil er aandachtig mee vergeleken worden, doch hij doorstaat de vergelijking, die dan tevens gevolgtrekkingen ingeeft over het verschil tussen twee Brabantse landschappen, op geen al te grote afstand van elkaar verwijderd.

De functie van de eerste persoon enkelvoud, die slechts in weinige sonnetten van Vlemminx en Elemans ontbreekt, is bij beide dichters dezelfde: een plaats-aanwijzende functie voor het bewustzijn, dat zich tussen verwante mensen en dingen niet helemaal op zijn gemak voelt. Plaats-aanwijzing is in de meeste van deze gedichten tevens afstand-bepaling. „Diep in het boerenland ben ik geboren, maar daarmee is dan alle» ook gezegd", luidt bij Elemans het begin van het eerste sonnet. Ook bij Vlemminx zal men dit besef van verscheidenheid telkens opmerken Maar Elemans is als dichter veel vormvaster, zelfs een beetje star in zijn gaafheid. Herhaaldelijk schrijft hij strofen, die uit vier regels bestaan, waarvan iedere regel een afzonderlijke, afgeronde waarneming mededeelt, zodat het couplet de aard van een opsomming, in het gunstigste geval van een climax krijgt. Op deze manier zegt hij bij de beschrijving van een processie achtereenvolgens wat de boerinnenmutsen (poffers) doen, wat de lucht doet, wat de kaarsvlam doet, wat de deelnemers doen. Bij de beschrijving van een bruiloft somt hij op, wat de bruidegom, het dorp, het orgel, de bruidskoets doen. Uit reeksen waarnemingsbeelden schept hij op deze manier een stemmig landschapsbeeld en vervolgens bepaalt hij hierin de betekenis van zijn eigen aanwezigheid Hij doet dit met overtuigende preciesheid, maar met waarneembaar overleg. Vlemminx is spontaner, daardoor losser van stijl Het gevoel, bij Elemans fijner, doch zwakker, maakt zich bij hem moeilijk los van een omzichtige bedachtzaamheid. Hij zou uitbundiger lyrisch willen zijn, maar wanneer hij lichtelijk de spot drijft met de exegeten, hoort men daarin een beetje zelfspot meelachen. Vlemminx spot feller van zich af, en legt de tragiek van het Brabantse land ook schrijnender bloot in een sonnet al» „Weet gij wel, wie de winnaar was." Vlemminx schrijft een regel als: „Het regent en het ruikt naar berken". Daarentegen kan Elemans bij zien van bloem of boom een lyrisch zinnebeeld scheppen als Cichorium of Knotwilg, bijzonder geslaagde, zuivere en welluidende klinkdichten, tevens pakkende symbolen. Met zijn bundel is de Brabantse poëzie rijker geworden.